Formule 1 viert haar twintigjarig bestaan en blikt terug op 1995, het eerste seizoen waar we verslag van hebben gedaan. In dit twaalfde deel gaan we naar ’the temple of speed’, het Autodromo Nazionale Monza, voor de Grand Prix van Italië.

Het raceweekend
Na een kwalificatie die gemakkelijk door David Coulthard wordt gedomineerd, is de race op Monza een thriller die een Michael Jackson-hit waard zou zijn. De race op het illustere Italiaanse circuit wordt gekenmerkt door crashes, botsingen, ruzies, bizarre uitvalbeurten en een verrassende winnaar. Of in één woord: drama.

Al in de opwarmronde is het raak. Coulthard, die met zijn strakke optreden in de kwalificatie nog openlijk solliciteert naar een plekje bij Ferrari voor 1996, doet zijn kansen geen goed door voor de ogen van de Tifosi in de Variante Ascari van de baan te schuiven. Het lijkt einde verhaal voor de Schot, maar een startcrash achter in het veld betekent een tweede kans. Arrows-coureur Max Papis schakelt wat andere mindere goden uit, waarna de baan geblokkeerd is en de rode vlag uit gaat. Bij de herstart gaat alles goed voor Coulthard, die gewoon weer van pole mag vertrekken. Hij houdt zijn auto nu wel op de baan, tot hij er in ronde veertien prompt weer vanaf vliegt! Dit keer kan hij er echter niks aan doen, een defecte wiellager maakt zijn Williams FW17 onbestuurbaar.

Tot grote vreugde van de rode massa van fans langs de baan rijdt Ferrari-coureur Gerhard Berger dan op kop, voor de titelrivalen Michael Schumacher en Damon Hill. In ronde 24 gaat het echter weer eens mis tussen die twee: als Schumacher achterblijver Taki Inoue op een ronde zet, wil Hill ook snel binnendoor kruipen. Inoue wijkt echter ineens van zijn lijn af. Hill verremt zich dan ogenschijnlijk – al bestrijdt de Engelsman dat – en ramt Schumacher van de baan, waarbij hij ook zichzelf uitschakelt.

Een woedende Schumacher beent naar Hill toe om verhaal te halen, maar bedenkt zich op het laatste moment. Na afloop spreekt hij echter klare taal: “Dit is na Silverstone nou al de tweede keer dat Hill zomaar tegen me aan rijdt. Ik loop zo weer punten mis door zijn toedoen, terwijl ik hem echt wel verslagen had.” Volgens Hill ligt het anders: “Wat Inoue deed, kan echt niet, maar ik remde wel gewoon waar ik dat altijd doe. Michael ging simpelweg te vroeg in de ankers. Ik kon hem daardoor niet ontwijken.”

Ook zonder Schumacher en Hill – die door de wedstrijdleiding na een klacht van Schumacher en Benetton als schuldige wordt aangewezen, wat hem een voorwaardelijke schorsing van één race oplevert – blijft de race spannend. Na flink wat wisselingen vooraan stevent Ferrari-coureur Jean Alesi op de zege af, met Berger achter zich. De Scuderia lijkt zich op te mogen maken voor een groot feest, maar van een dubbelzege is al geen sprake meer als de on-board camera van Alesi’s achtervleugel valt en in ronde 33 tegen de voorwielophanging van Bergers Ferrari aan vliegt. Het is einde race voor de Oostenrijker, wiens teamgenoot de finish ook niet haalt: bij hem is het dertien rondjes later de achterwielophanging die stuk gaat, al komen daar geen vreemde objecten aan te pas.

Benettons tweede man Johnny Herbert is daardoor voor de tweede keer de lachende derde. Dat het geluk hem ook op Monza komt aanwaaien, na zijn ook al lukcy zege in Engeland, is volgens de Brit niet meer dan logisch: “Ik had hetzelfde ondergoed aan als toen ik in Silverstone won.”

Wat speelt er nog meer?
De grote vraag in de paddock is wie in 1996 de teamgenoot van Michael Schumacher wordt bij Ferrari. Eddie Irvine wordt genoemd, net als zijn Jordan-teamgenoot Rubens Barrichello, maar ook de namen van Martin Brundle, Mika Salo en testcoureur Nicola Larini zingen rond. Schumacher zelf geeft de voorkeur aan een andere kandidaat: Coulthard. “Hij heeft ervaring bij een topteam en veel technische kennis.” De uitspraak stoot Barrichello tegen het zere been. “Hoezo zegt Schumacher dat? Ik zit al langer in de Formule 1 dan David, dus het is onzin dat hij meer technische kennis heeft. Misschien is Schumacher bang dat ik te snel ben.”

Ook McLaren speelt nog mee in de rijdersmarkt, al zijn daar minder kandidaten. Mika Häkkinen – overigens knap tweede op Monza, een fijne opsteker na tot dan toe slechts vijf punten te hebben gepakt met de matige MP4-10 – mag blijven, maar teamgenoot Mark Blundell hoeft nergens op te rekenen. McLaren heeft een optie op Coulthard, maar plots zijn daar geruchten over een comeback van viervoudig wereldkampioen Alain Prost. De inmiddels veertigjarige Fransman, die zijn helm eind 1993 aan de wilgen heeft gehangen, heeft voor de race in Monza zelfs al getest voor McLaren, al zegt hij dat een comeback ‘eerder niet dan wel’ aan de orde is. McLaren houdt de deur echter op een kier voor Prost, zeker omdat er nog een kans bestaat dat de topteams in 1996 met drie auto’s mogen aantreden.

En Verstappen?
De eerder aangekondigde komst van Alesi en Berger naar Benetton, betekent dat er voor Verstappen – zolang er geen derde auto’s worden ingezet – geen plek is. Teambaas Flavio Briatore geeft ook toe ‘niets voor Verstappen te kunnen doen, ondanks dat hij een belofte voor de toekomst is’. De Italiaan komt Verstappen daarbij in Monza tegemoet: hij annuleert een clausule in het contract die Verstappen en manager Huub Rothengatter belet vrij met andere teams te onderhandelen voor 1996. De Nederlander is daarmee effectief contractvrij.