Wat kan er allemaal voor spectaculairs gebeuren op 16 maart, als de Formule 1 aftrapt in Australië? Erg veel, als het verleden een indicatie biedt. [schuin}FORMULE 1 RaceReport {schuin]maakte een toptien van de meest zinderende openingsraces.

10. Hollands glorie

20 MEI 1962, GRAND PRIX VAN NEDERLAND

Zandvoort 1962 was de enige keer dat een Formule 1-kampioenschap op Nederlandse bodem begon. Behalve dat kon de organisatie zich over nog allerlei mijlpaaltjes verheugen.

Het begon toen Colin Chapmans nieuwe Lotus 25 op het circuit verscheen. Zwaar onder de indruk bekeek iedereen het revolutionaire ontwerp, dat de basis legde voor de wijze waarop de huidige Formule 1-wagens worden gebouwd. ,,Ik kan niet anders zeggen dan dat die Lotus er perfect en superfunctioneel uitziet”, zei Graham Hill – die overigens wel met zijn BRM de race won.

De Nederlandse toeschouwers wonden zich het meeste op over wat er achter Hill gebeurde. Carel Godin de Beaufort behaalde met zijn zesde plaats als eerste Nederlander een WK-punt. Zijn kleurrijke landgenoot Ben Pon debuteerde én nam afscheid. Hij crashte in de tweede ronde, werd uit zijn auto geslingerd en belandde in de bosjes. Dat was voor hem genoeg om nooit meer in een eenzitter te kruipen.

Hij reed nog wel veel in sportwagens, nam ook deel aan de Olympische Spelen van 1972 met het kleiduivenschieten en runt nu een eigen, zeer succesvolle wijngaard in Amerika.

9. Ugolini’s blunder

17 JANUARI 1954, GRAND PRIX VAN ARGENTINIË

Na twee succesvolle seizoenen begon ook 1954 voor Ferrari alsof er niets fout kon gaan. Drie van de zes wagens stonden op de eerste startrij op een nat Autódromo in Argentinië. In de race zwierf Juan Manuel Fangio weliswaar met zijn Maserati tussen de bolides van de Scuderia door, maar hij leek geen aanspraak te maken op de winst. Leek, want ‘maestro’ Nello Ugolini, manager van Ferrari, gooide zijn eigen glazen in.

Toen de baan net een beetje opgedroogd was, begon het in de 26e ronde weer te regenen. Fangio maakte een pitstop voor speciaal gegroefde banden, waarbij meer dan de toegestane drie monteurs aan zijn auto werkten. Althans, dat meende Ugolini te zien. De Italiaan tekende protest aan en was zelfs zo zeker van zijn zaak dat hij zijn coureurs gas liet terugnemen. Fangio, die flink doorreed in de regen, passeerde daarop de rustig rijdende Ferrari’s van koploper Nino Farina en nummer twee José Froilán González en won de race. Het protest van Ugolini werd na de race afgewezen. Hij kon wel door de grond zakken…

8. Mansells woede

23 MAART 1986, GRAND PRIX VAN BRAZILIË

De jaren tachtig waren de jaren van de grote vetes tussen coureurs. Nelson Piquet, Ayrton Senna, Nigel Mansell en Alain Prost konden elkaars bloed wel drinken. In 1986 ging het in de eerste race al fout.

Het seizoen was al slecht begonnen, omdat Frank Williams vlak voor de race in Brazilië zwaar verongelukte en verlamd raakte. Zijn toestand was lange tijd kritiek, maar hij kwam er weer bovenop.

Kritiek was ook de relatie tussen zijn coureurs Mansell en Piquet. Het was echter Senna waarmee Mansell het in Brazilië aan de stok kreeg. Senna startte vanaf pole, Mansell vanaf de derde plaats, maar de Engelsman kwam veel beter weg en probeerde de Braziliaan direct in de eerste ronde te passeren. Die deed de deur echter op ruwe wijze dicht, waardoor Mansell crashte.

De Williams-coureur was laaiend, omdat hij met Senna een afspraak had dat ze zich als professionals zouden gedragen. ,,Ik vergat dat de man die mij aanreed van zichzelf denkt dat hij God is”, fulmineerde Mansell na de race. ,,Terwijl ik begon te remmen, stuurde Senna zijn auto tegen de mijne aan en raakte me behoorlijk hard.

Ik stond paf dat hij me dit na onze afspraak flikte. Om verdere ongelukken te vermijden remde ik nog harder, maar hij stuurde nogmaals expres naar me toe en raakte met zijn linkerachterwiel mijn rechtervoorwiel.”

,,De eerstvolgende keer dat hij dit weer probeert, ga ik niet meer opzij. Als hij met alle geweld een zwaar ongeluk wil creëren, dan moet dat maar. Senna heeft bewezen dat hij lak heeft aan iedereen die hem probeert te passeren. Zonodig ramt hij die persoon gewoonweg van de baan.”

7. Alesi’s stunt

11 MAART 1990, GRAND PRIX VAN AMERIKA

Als er iemand was die Ayrton Senna niet tot concurrent voor de zege in Amerika had gerekend, dan was het wel de 26-jarige Jean Alesi. In 1989 had de Fransman met Italiaanse wortels weliswaar al wat Formule 1-races voor Tyrell gereden, maar hij was nog geen bekend gezicht in de paddock, laat staan een grote naam. In 1990 veranderde dat.

Alesi begon in zijn Tyrell als vierde aan de race. Met dank aan zijn bijzonder goede Pirelli-banden remde hij in de eerste bocht in één klap de drie mannen voor zich uit. ,,Realistisch beschouwd had ik natuurlijk geen kans om te winnen”, zei Alesi. ,,Ik besloot om zo lang mogelijk op kop te blijven. Daarom ging ik er vanaf het begin zo hard tegenaan.”

Lange tijd leidde hij de wedstrijd, hoewel Senna de achtervolging inzette. In de 34e ronde deed de Braziliaan een inhaalpoging, maar Alesi verzette zich vol overgave en pakte hem een bocht later terug. De ronde daarna was het wel raak, maar Alesi deed nog verschillende pogingen om de leiding terug te krijgen. Pas toen dat echt niet lukte, nam hij gas terug om zijn banden te sparen. Een fraaie tweede plaats was zijn deel. Senna zag na de race al een nieuwe wereldkampioen in hem, wat hij overigens nooit werd.

6. Hakkinens pitstop

8 MAART 1998, GRAND PRIX VAN AUSTRALIË

McLaren domineerde tijdens de aanloop naar het seizoen 1998 en bestempelde dat met een eerste en tweede plaats op de startgrid in Australië, ruim voor de concurrentie. Omdat het allemaal zo gesmeerd liep, zagen Mika Hakkinen en David Coulthard er geen heil in om het elkaar lastig te maken. Ze spraken af dat degene die als leider de eerste bocht uitkwam, de race zou mogen winnen.

Het lot viel op Hakkinen, maar de mannen hadden geen rekening gehouden met een kwade geest die in de 36e ronde de radio van McLaren hackte en de leider naar de pit dirigeerde. Omdat niemand van het team klaarstond, reed de Fin weer door, maar Coulthard was hem toen al gepasseerd.

De Schot hield zich echter aan de afspraak: twee ronden voor de finish liet hij zijn teammaat passeren. Hakkinen won en het duo zette het hele veld op een ronde. ,,Hij is echt een heer, voor wie afspraken heilig zijn”, zei de winnaar na de race over zijn teamgenoot. En teambaas Ron Dennis zei: ,,Ik ben uitermate in mijn sas met het gedrag van mijn beide rijders.”

Buiten het team om was men echter flink pissig. ,,Ik vond dit walgelijk, volkomen onnodig en een belediging voor de toeschouwers”, zei F1-baas Bernie Ecclestone. De teamorder kreeg een vervolg voor de World Motor Sport Council, die de actie veroordeelde maar niet bestrafte.

5. John Love’s sprookje

2 JANUARI 1967, GRAND PRIX VAN ZUID-AFRIKA

De openingsrace van 1967 was het hoogtepunt én dieptepunt in de Formule 1-carrière van local hero John Love – die eigenlijk geen local hero was omdat hij uit Rhodesie (het tegenwoordige Zimbabwe) kwam, maar als Afrikaan toch heel het publiek achter zich had.

Love reed altijd alleen maar de Grand Prix van Zuid-Afrika, want verder was hij druk met zijn eigen garagebedrijf. In 1967 verscheen hij aan de start met een oude Cooper die hij had gekocht van Bruce McLaren. Profiterend van zijn kennis van Kyalami, waar voor het eerst op gereden werd, zette de 42-jarige een verbazingwekkende vijfde kwalificatietijd neer.

De race op maandag (zondag was het nieuwjaarsdag) begon niet vlekkeloos. Love zakte terug naar de tiende plaats, maar door zijn stuurmanskunst en veel uitvallers werkte hij zich weer omhoog. Na pech van Jochen Rindt en Jack Brabham kreeg hij zelfs de tweede plaats in de schoot geworpen. Het gat naar koploper Denny Hulme leek echter onoverbrugbaar. Tót Hulme plotseling de pit inreed en schreeuwde om remvloeistof, die hij een ronde later kwam ophalen. Tot grote vreugde van het publiek greep Love de leiding.

Zeven ronden voor het einde viel de Afrikaanse droom echter in duigen. Love moest bijtanken en verloor zijn koppositie aan de Mexicaan Pedro Rodríguez, die het nota bene een groot deel van de race alleen met zijn derde en vijfde versnelling moest stellen.

De na zijn stop ontketende Love kwam als tweede op twaalf seconden binnen. Het was zijn grootste succes in de Formule 1, maar het publiek was met stomheid geslagen. Love zou nog tot zijn 47e de Zuid-Afrikaanse Grand Prix blijven rijden maar zo dicht als in 1967 naderde hij de overwinning nooit meer.

4. Argentijnse tranen

13 JANUARI 1974, GRAND PRIX VAN ARGENTINIË

De tribunes van het Autódromo in Argentinië zaten op 13 januari 1974 volgepakt, enkel vanwege één man: landgenoot Carlos Reutemann. Toen Reutemann op zondagmorgen de pit uitreed voor zijn warm-up, werd het publiek uitzinnig en juichte hem overal langs het circuit toe. De Argentijn stelde hen niet teleur: hij zette met een voorsprong van meer dan een seconde de snelste tijd neer.

Het bleek geen toevalstreffer. In de race werkte hij zich vanaf zijn zesde startplaats snel naar voren en in de derde ronde greep hij de leiding. Met bijna een seconde per ronde reed hij weg van Denny Hulme. Het gat groeide tot 30 seconden, maar toen brak er een zenuwslopend slot aan.

Reutemann had onvoldoende brandstof aan boord om de 316-kilometer lange race uit te rijden. In een poging het toch te halen, ging hij zo zuinig mogelijk rijden. Hulme naderde daardoor met rasse schreden. Vier ronden voor het einde was het gat 15 seconden, een ronde later was dat al gehalveerd. In de laatste ronde voltrok zich het noodlot: Reutemann viel stil.

Op de tribunes werd het doodstil. Een verbouwereerde Hulme reed de Argentijn voorbij en won; de toeschouwers trokken depressief naar huis. Reutemann zou nog vier keer het podium bestijgen in eigen land, maar nooit als winnaar.

3. Lauda’s comeback

23 JANUARI 1982, GRAND PRIX VAN ZUID-AFRIKA

De eerste Grand Prix van 1982 werd een historisch weekend, maar niet door wat er in de race gebeurde. Een staking van de coureurs op vrijdag trok alle aandacht.

In het aanvraagformulier dat de coureurs voor hun superlicentie moesten invullen, stond een clausule dat de licentie aan coureur én team toegekend werd. Ontslag zou daarmee ook het verlies van de licentie betekenen. Het viel niemand op, behalve Niki Lauda, die na een afwezigheid van twee seizoenen terugkeerde in de Formule 1.

Op vrijdag stond de Oostenrijker met een bus bij de ingang van de paddock en verzocht alle arriverende coureurs om in te stappen. Toen iedereen zat, reed de bus naar het Sunnyside Hotel in Johannesburg. Ondertussen ging Didier Pironi van de Grand Prix Drivers’ Association op het circuit in onderhandeling met de sportbazen.

Lauda had één grote hotelkamer voor iedereen geregeld om de onderhandelingen af te wachten. ,,Er werd die avond een pianoconcert georganiseerd, waarop Elio de Angelis Mozart en Gilles Villeneuve Scott Joplin speelden”, vertelt Keke Rosberg, de wereldkampioen van dat jaar. ,,Het leukste was dat voor één keer alle coureurs goed met elkaar konden opschieten.”

De coureurs kregen uiteindelijk hun zin, want ze hoorden nooit meer iets over de clausule. De race werd alsnog een spektakel. Alain Prost nam de leiding, viel door een lekke band terug naar de achtste plaats, maar heroverde negen ronden voor de finish de leiding en won.

2. Ascari’s dodenrace

18 JANUARI 1953, GRAND PRIX VAN ARGENTINIË

Een Formule 1-race, dat wilden de Argentijnen wel eens zien. En dus kwamen ze massaal (350.000 mensen) opdagen voor de eerste Grand Prix in hun land. Velen knipten gaten in de omheining van het gloednieuwe Autódromo aan de rand van Buenos Aires om zonder te betalen binnen te komen.

Toen een snuggere fan zijn vrachtwagen aan een hek haakte en de boel omver trok, was het hek helemaal van de dam. De mensen gingen in rijen van vijf of zes dik langs de baan zitten, soms zelfs op het asfalt.

De coureurs weigerden te gaan rijden, maar de organisatie was bang voor een oproer en dus werd er gestart. ,,We leken wel gladiatoren in de arena. Niemand onder het publiek interesseerde het een zier dat hun onverantwoordelijke gedrag wel eens onze dood zou kunnen betekenen”, zei Ferrari-coureur Mike Hawthorn. ,,Sommigen hielden hun shirt vóór mijn auto en trokken dat op het laatste moment weg, net alsof ze aan het stierenvechten waren.”

Het onvermijdelijke gebeurde dan ook: in de 32e ronde probeerde Nino Farina zijn Ferrari om een overstekend jongetje heen te sturen, maar kwam daardoor tussen de toeschouwers terecht. Officieel vielen er tien doden, maar het waren er waarschijnlijk veel meer. Later reed Alan Jones met zijn Cooper-Bristol nog een kind dood.

Ondanks alles won Alberto Ascari de drie uur durende race met overmacht. De Ferrari-coureur lapte iedereen en reed, tussen de haag van toeschouwers door, een gemiddelde van 125 kilometer per uur.

1. Fangio’s heetste

16 JANUARI 1955, GRAND PRIX VAN ARGENTINIË

Van alle openingsraces en misschien wel van álle races ooit was de Grand Prix van Argentinië in 1955 het meest zinderend in letterlijke zin. Op de baan was het 51 graden, wat in de race van drie uur en 375 kilometer tot knotsgekke taferelen leidde.

De Argentijnen Juan Manuel Fangio en Robert Mieres waren de enigen van de 21 coureurs die op eigen houtje de finish bereikten. Fangio, al 43 jaar, won daardoor oppermachtig de race. De anderen vielen uit of moesten zich vanwege complete uitputting laten aflossen door teamgenoten. In totaal vonden er zestien van die coureurswissels plaats.

Zes wagens werden zelfs door drie verschillende coureurs aan de finish gebracht.

Het bontst maakte Stirling Moss het. Hij kreeg pech met zijn Mercedes, zeeg direct ineen toen hij uitstapte en werd in een ambulance gestopt. Hij wist echter te ontsnappen en terug te keren naar de pits, waar zijn team hem met koud water overgoot en weer in een van de Mercedessen zette. Hij reed de bolide nog naar een vierde plaats.

Winnaar Fangio ging het overigens ook niet gemakkelijk af – hij hield zelfs een brandwond aan de race over. ,,Om eerlijk te zijn, had ik het bij de finish ook helemaal gehad. Ik won eenvoudigweg omdat ik in mijn auto bleef zitten. Om niet buiten westen te raken, deed ik maar alsof ik in de sneeuw was verdwaald en in beweging moest blijven om niet te bevriezen. Na de finish moesten ze me uit de auto tillen en in de pits op de grond leggen. Daar kreeg ik een injectie om me weer op de been te helpen.”