Nu 2022 teneinde loopt, selecteert FORMULE 1 Magazine de beste verhalen van het jaar, gratis en voor niets te lezen op Formule1.nl tijdens de aankomende feestdagen.
Klik hier voor de andere verhalen uit de Best of ’22-serie
De comeback vanKevin ‘K-Mag’ Magnussen is een van de fijnste Formule 1-verhalen van 2022. Na een Amerikaans tussenjaar is hij opgeleefd, de grijns niet van zijn gezicht te krijgen en probeert hij zijn relaxte Amerikaanse attitude vast te houden. Over racen én reizen met Renger van der Zande, autosportdromen, chille vibes, en of hij zichzelf terug ziet gaan naar The States.
De Formule 1 was altijd zijn droom, de eindbestemming waarnaar hij in de voetsporen van zijn vader Jan Magnussen wilde volgen. Maar, de Formule 1-loopbaan van vader Jan was geen lang leven beschoren, en dus nam hij al snel én langdurig de wijk naar Amerika. De kleine Kevin groeide daardoor zoals zoveel coureurszonen op in de pits en paddock, maar die bevonden zich voor hem dus vaak op Amerikaanse circuits als Florida’s Daytona en Sebring, het Califonische Laguna Seca of het in the Midwest weggestopte Mid-Ohio en Road America.
Naast de Formule 1, had de jongste Magnussen zo ook al vroeg een Amerikaanse droom. “Mijn vader heeft meer dan twintig jaar in Amerika geracet, dus ik heb er veel mooie vakanties gehad als ik met mijn moeder op bezoek ging om te kijken hoe mijn vader racete.” Hij rende dan tussen alle teamtenten door, of werd aan de hand van zijn vader rondgeleid. “Ik bewaar daar veel goede herinneringen aan. Daarom vind ik het altijd mooi naar Amerika te gaan.”
Zelfs als hij er niet bij kon zijn, werd hij wel betoverd door beelden van zijn vader die in dikke Corvettes – veel Amerikaanser word het niet – in het rond racete. “Ik keek altijd naar de grote races, daar bleef ik voor wakker. Maar ik mocht niet zomaar altijd tot diep in de nacht opblijven. Soms moest ik ook gewoon slapen”, zo verzekert de Deen. En dan waren flitsen van zijn vader in races met typisch Amerikaanse namen als de 199 Miller Lite 200 of Cadillac Grand Prix of Washington D.C. het laatste wat hij zag.
Lees ook: Best of ’22: Kartvaders Lammers, Coronel en Bleekemolen over hun jongens, dromen en loslaten
Amerikaanse afslag
Dat hijzelf eveneens besloot de afslag naar Amerika te nemen toen de Formule 1 een doodlopend spoor voor hem was geworden, is dan ook weinig verwonderlijk. In 2015 was Magnussen al dicht bij een switch naar de Indycars met Andretti toen McLaren hem tot testrijder degradeerde, maar trapte datzelfde team op de rem toen Fernando Alonso geblesseerd raakte. Na een jaar aan de zijlijn, gooide Renault een reddingsboei uit, waarna een overstap naar Haas volgde. Toen dat hem eind 2020 opzij zette, stak Magnussen alsnog de oceaan over. Ditmaal om in de IMSA sportscars-klasse in te stappen bij Ganassi als teamgenoot van Renger van der Zande.
“Dat was een heel leuk jaar”, zegt Magnussen, die inmiddels dus weer terug is in de Formule 1 – daarover zo meer – maar in Amerika echt even zijn batterijen oplaadde, nieuwe avonturen meemaakte en natuurlijk keihard racete als altijd. “Het is moeilijk onder woorden te brengen, maar de hele scene is er gewoon meer ontspannen, meer chill. De paddock is opener, ook voor het publiek. Ik houd ook van het racen daar. Een beetje wheel banging is in Amerika oké”, grijnst de coureur die in de Formule 1 nog wel eens van te fanatiek ellebogenwerk wordt beticht. “Ze zijn in Amerika in alles wat relaxter, dat maakt het een fijne omgeving om je in te begeven. Uiteindelijk zijn wij coureurs allemaal autosportfans, en ik denk dat je je autosportfantasie in Amerika wat meer, of op een wat andere manier, kan invullen dan in Europa en de Formule 1.”
Net als enkele andere recente Europese autosportemigranten zoals ex-Formule 1-coureurs Marcus Ericsson en Romain Grosjean, geniet Magnussen van de oldskool Amerikaanse circuits (‘die zijn wel wat riskanter’) en bijbehorende vibes. Ericsson noemde de Indycars qua sfeer eens vergelijkbaar met de nog wat minder gepolijste Formule 1 uit de jaren tachtig of negentig. IMSA is niet heel anders, stelt Magnussen. Binnen de teams zijn de lijntjes kort, de banden hecht. “Ganassi is een topteam, iedereen was super professioneel en werkte keihard, maar was toch heel relaxed. Je voelde bovendien ook een soort loyaliteit naar het team toe.” Tussen coureurs onderling is ook meer contact. “Meer dan in de Formule 1. Het is opener. Iedereen is gewoon super vriendelijk.”
Lees ook: Best of ’22: Verstappen: ‘Zo’n ontlading als na mijn eerste wereldtitel zal ik nooit meer voelen’
Nederlandse muziek
Met wie Magnussen al snel goed bevriend was, is zijn IMSA-teamgenoot Van der Zande. Denen en Nederlanders, dat werkt meestal wel, waarbij het hielp dat Magnussen en Van der Zande allebei ver van huis veel tijd samen doorbrachten om in Amerika te racen. “Renger is echt een hele goede coureur”, benadrukt Magnussen in de eerste plaats. “Dat verraste me wel. Niet dat ik dacht dat hij niet goed zou zijn, in tegendeel, maar hij was gewoon nog beter dan ik dacht. Ik heb ook veel van hem geleerd, want ik kwam in IMSA telkens op nieuwe circuits die ik nog moest leren, terwijl hij ze al kende. Zo had ik een geweldige graadmeter.”
Magnussen en Van der Zande deelden bij Ganassi een Cadillac DPI – een Daytona Prototype International. Dat ging goed, maar het delen van een huurauto daarentegen… “We hadden altijd ‘ruzie’ omdat we allebei niet wilden rijden. Het team wees mij vaak aan om de kwalificaties te doen, en dan moest je ook een training doen. Dan had ik dan dus de hele dag in de raceauto gezeten en verwachtte Renger ook nog eens dat ik hem in de huurauto naar het hotel zou rijden! Terwijl het vaak een uur rijden was. Ik had dan iets van: ‘luister maat: jij hebt de hele dag stilgezeten, rij jij maar’. Ik wilde gewoon relaxen, even in de auto slapen op de terugweg.”
Van slaap of rust, kan Magnussen er nu om lachen, kwam ongeacht wie er achter het stuur zat vaak weinig terecht. Ook over wie de radio mocht bedienen en muziek uitkiezen werd vaak getwist. “Dan zei ik: ‘ik moet al rijden en je betaalt me er niet voor, dus ik kies de muziek’. Maar Renger wilde altijd van die vreselijke Nederlandse techno luisteren waar hij van houdt. Hij draaide sowieso veel Nederlandse muziek waar ik niets van begreep.”
Bakfiets
Muziekkeuze daargelaten, konden en kunnen Magnussen en Van der Zande het goed met elkaar vinden. “We hebben veel tijd samen doorgebracht. Reisden naar races, zaten in de huurauto, met elkaar aan tafel voor het diner. We zijn close geworden, goede vrienden. We hebben vrij veel dingen gemeen – zijn allebei vader – en kijken op eenzelfde manier naar het leven. Ik heb een hechtere band met Renger dan ik had verwacht ooit met een andere coureur te hebben. Normaal staat de competitiedrang zo’n vriendschap in de weg”, erkent hij.
Samen een raceauto delen in de endurance-racerij, vervolgt Magnussen, is namelijk geen garantie voor echte vriendschap. “Er zijn genoeg coureurs die dat doen, maar geen echte vrienden zijn. Dat gaat vaak toch wel wat dieper.” De Magnussens en familie Van der Zande hebben zelfs samen vakantie gevierd. “Renger en zijn vrouw Carlijn zijn bijvoorbeeld naar Kopenhagen gekomen en mijn vrouw Louise en ik hebben ze rondgeleid. We hebben zelfs een bakfiets gehuurd!” Geen betere manier om een Nederlands gezin zich thuis te laten voelen.
Zowel Van der Zande als Magnussen besloot bovendien in Europa te blijven, ondanks de Amerikaanse raceverplichtingen. Mocht het er over een paar jaar weer opzitten in de Formule 1, dan sluit de Deen niet uit dat hij wederom in Amerika gaat racen. Er wonen is en blijft echter een tweede. “Ik zou er zelf wel kunnen wonen, voor mijn carrière, maar wil dat mijn familie niet opleggen. Het is immers hun keuze niet”, stelt hij. “Mochten mijn vrouw en dochter nou zeggen: ‘man, vader, we willen naar Amerika. Kun je daar niet aan de slag?’ Dan zou ik het natuurlijk doen. Qua racen zou ik het hoe dan ook niet erg vinden terug te gaan, ik vond het er geweldig. Maar het hangt er dus vanaf hoe mijn leven er dan uitziet.”
Broodnodige break
Van buitenaf gezien leeft Magnussen nu weer eenzelfde leven als tussen 2014 en 2020, als Formule 1-coureur. Zijn Amerikaanse uitstapje zit erop, op zijn CV leest het als een soort tussenjaar. Al lijkt het Magnussens ogen geopend te hebben. Bijvoorbeeld wat zijn benadering van races betreft. Hij werd er herinnerd aan een puurdere vorm van racen. “Ik ben naar Amerika gegaan om lol te hebben. Dat was de belangrijkste reden. Ik had geen overkoepelend doel. Natuurlijk, ik wilde winnen, elk weekend. Dát was het doel. Maar het was niet zo dat ik een soort hoger carrièredoel nastreefde of aan geld of de toekomst dacht. Het ging om het plezier.”
Wie hem nu door de paddock ziet lopen, ziet dat aan Magnussen af. Het plezier is terug, net als de lach. Terwijl het lachen hem in zijn vorige periode bij Haas – dat ook nu weer zijn werkgever is – echt wel eens was vergaan. Hij had de break nodig. En hoezeer hij van het Amerikaanse racen genoot, Magnussen hoefde niet lang na te denken toen de kans op een comeback voorbij kwam. “De Formule 1 blijft gewoon fascinerend. Het is de absolute top, enorm competitief, met de snelste auto’s ter wereld die geweldig zijn om mee te rijden.” Daarnaast plant de Formule 1 steeds meer Amerikaanse races op de kalender in. Een win-win voor Magnussen. “Ik neem mijn familie graag mee naar de races in Amerika om er een mooie vakantie van te maken.” Zoals hijzelf vroeger dus zo vaak had. “Als je ergens goede herinneringen aan bewaart, is het altijd leuk om terug te gaan.”