Blog uit Bahrein: Efficiency en prijsopdrijving in de woestijn
André Venema
25 november 2020
De Formule 1-gemeenschap maakt zich op voor de laatste triple header van 2020. Met twee voorstellingen in Bahrein en een afsluitende show in Abu Dhabi zit het bewogen jaar er half december op. Het verschil in benadering van de races tussen beide landen is enorm.
De Grand Prix van Bahrein is bij een groot deel van de Formule 1-gemeenschap een van de populairste races van het jaar. Bijna nergens is de gastvrijheid zo groot, voelt iedereen zich zo welkom en worden de gasten zo in de watten gelegd. Voorbeeld: op het circuit staat normaliter een grote tent waar iedereen, ook de hele Formule 2-paddock, vier keer per dag kan komen eten. Het buffet en de variëteit van de waar zijn van ongekend niveau.
In coronatijd is alles anders. Toeschouwers blijven noodgedwongen weg, de waterpijpen in de fanzone staan droog. Maar verder is alles uitstekend geregeld. Ik merkte het bij aankomst op het vliegveld Muharraq. Iedereen die iets met Formule 1 of Formule 2 te maken heeft, werd hoogstpersoonlijk verwelkomd. De douaneformaliteiten werden vlot afgerond, vervolgens wandelden mijn begeleider en ik direct door naar buiten, waar in een immense tent een groot aantal testruimtes was neergezet. Bij binnenkomst een nummertje trekken, naar loket 7, teststaafje in de neus en door naar de huurauto (weer met gratis upgrade) die al klaarstond.
Precies twintig minuten nadat ik het vliegtuig was uitgestapt, draaide ik het parkeerterrein af op weg naar mijn hotel (ook al met upgrade naar junior suite). Zoiets heet efficiëntie. Een diepe buiging is wat mij betreft op zijn plaats voor de organisatie in Bahrein. Via een verplicht gedownloade app had ik binnen vier uur een – negatieve – uitslag, mocht ik uit quarantaine en me vrij rond bewegen.
Zo soepel als het in Bahrein gaat, zo moeilijk en kostbaar wordt het voor journalisten in Abu Dhabi. In het Emiraat zijn de coronaregels zeer streng: er is bij aankomst een verplichte quarantaine van veertien dagen. Volgens een local die ik dinsdagnacht op de luchthaven van Abu Dhabi sprak, is met name de koninklijke familie van de oliestaat zeer huiverig voor COVID-19. Vandaar de buitengewoon strenge maatregelen. Het staat in schril contrast met buurland Dubai: dat is gewoon ‘open’.
Het dubbelnummer in Bahrein geldt voor de Formule 1-gemeenschap als de verplichte veertiendaagse quarantaine. Dat is keurig geregeld, maar er gelden nog heel wat andere regels. Wie als journalist de GP van Abu Dhabi wil bezoeken, moet de maandag na de tweede race verplicht met een charter vanuit Bahrein vliegen. Kosten van het vluchtje van nog geen uur: driehonderd euro. En de collega’s moeten vervolgens met speciaal daarvoor aangewezen taxi’s van de luchthaven naar de mediahotels rijden: een ritje van tien minuten met vastgestelde prijs van bijna zestig euro. Enkele reis welteverstaan.
Maar de meter blijft doorlopen, want er moet ook overnacht worden in voor de media aangewezen hotels op YAS Island. Minimumverblijf zes nachten, de goedkoopste kamer kost tweehonderd euro per nacht. Er pendelt een shuttledienst tussen hotels en circuit, uitstapjes buiten de kamer zijn verboden. De vrijheid is, kortom, zeer beperkt.
Ik heb tot nu toe bijna alle Grands Prix in Abu Dhabi bezocht. En hoe aangenaam het er vaak ook is, de editie van 2020 waarin niets meer op het spel staat, sla ik vrijwillig over. Er zijn grenzen.