Oliver Bearman scoorde bij zijn Formule 1-debuut in een Ferrari meteen WK-punten. Volgens Nelson Valkenburg wordt Haas in 2025 zijn volgende bestemming.
Een klein maar belangrijk gebaar. Ik zie het in een flits op de internationale tv-feed waar wij commentaar van doen: Ollie Bearman krijgt vlak voor de start van de Grand Prix in Jeddah, waarschijnlijk met hartslag 170, als hij naar de grid loopt een klop op de schouder. Niet van een Ferrari-engineer of zijn gestreste vader. Nee, de aanmoediging voor een jonge coureur die voor de leeuwen gegooid wordt komt van een monteur van het team van Haas. En dat vertelt me eigenlijk alles wat ik moet weten.
De jonge Brit heeft natuurlijk vorig jaar al een paar keer in een Haas de eerste vrije training gereden. Zo’n sessie is van buitenaf moeilijk op waarde te schatten. Rookies rijden met veel brandstof, mogen niet te veel risico nemen en werken dus een programma af dat vooral voor de teams belangrijk is en niet meteen laat zien wat een rijder in z’n mars heeft. Na die tests sijpelden er veel positieve berichten naar buiten over Bearman, over de job die hij deed. Inmiddels weten we dat hij een toptalent is.
Het belang van de monteurs
Maar dat klopje op de schouder, van een monteur waarmee Bearman tussen de Formule 2-bedrijven door waarschijnlijk maar een paar keer heeft gewerkt, is belangrijk. Voor die monteur is Bearman al een van zijn jongens. Er is al een band, en je weet dus zeker dat er in de box van Haas ook voor Bearman gejuicht werd.
Autosport werkt zo. Het is in elke klasse, op elk niveau normaal dat coureurs van teams wisselen. Monteurs zijn gewend met veel jongens en meiden te werken. Maar zodra je echt een keer met elkaar hebt gewerkt, dan ben je ‘van hun’. Monteurs voelen heel veel trots dat ze met bepaalde coureurs hebben gewerkt en de band die je in een seizoen kunt opbouwen is extreem belangrijk.
Het werk van een coureur is de laatste schakel in de ketting en enorm belangrijk voor het resultaat. Zonder een prestatie van een coureur wint de monteur niets. Maar een coureur legt zijn carrière en veiligheid ook in handen van de monteurs. Zij werken keihard als jij je auto opvouwt. Zij moeten zeker weten dat alles veilig is voor je instapt en zijn degene die je insnoeren voor je naar buiten rijdt. Zij zijn de eerste die je feliciteren, zij zijn beter in je troosten of moed inpraten dan wie ook. Hoe beter je monteurs, hoe beter je uiteindelijk presteert. Zo simpel is het uiteindelijk.
Bearman lid van de familie
Een monteur verdient een fractie van wat een coureur binnenharkt. Vliegt niet in businessclass, werkt veel langere dagen en krijgt minder aandacht. Maar die ongelijkheid bestaat niet in de pitbox. Je hebt elkaar nodig. Je kunt niet zonder elkaar en moet elkaar impliciet vertrouwen. Je begrijpt elkaar beter dan de meesten in de paddock en als je het samen goed aanpakt ben je voor altijd een beetje familie.
Bearman kreeg voor en na de race heel veel schouderklopjes. Maar het feit dat hij voor de race contact had met een monteur met wie hij maar een paar keer had gewerkt, die het dus nu al belangrijk vond Bearman te steunen, vertelt mij een hoop. Bearman is nu al echt lid van de Haas-familie en sinds Jeddah een F1-coureur met punten bij zijn debuut.
Laat dat fulltime zitje maar komen.
Deze column en nog veel meer lees je in editie 5/6 van FORMULE 1 Magazine. Het magazine is NU verkrijgbaar in de winkel of digitaal te bestellen.