Tom Coronel pakte afgelopen weekend zijn eerste zege in de TCR Europe en deed dat uitgerekend op het circuit van Zandvoort waar hij 32 jaar geleden zijn eerste autosportstappen zette. Net als zijn geliefde Zandvoort heeft de 49-jarige Coronel de afgelopen paar jaar een metamorfose doorgemaakt. “Er is niks zoals Zandvoort, en het is nóg gaver geworden.”
Als Coronel tegenwoordig naar Zandvoort komt, draait het net als toen hij er in 1990 zijn eerste races in de Citroën AX-Cup reed, volledig om het racen. Na jaren waarin het heel veel én-én was voor de coureur en ondernemer, noemt hij zichzelf nu weer fulltime coureur. Natuurlijk, hij heeft het buiten de auto nog druk genoeg, maar het belangrijkste is wat er achter het stuur gebeurt. En daar heeft Coronel de afgelopen pakweg anderhalf jaar talloze uren doorgebracht. “Ik maak zoveel kilometers. Daardoor voel ik me heel scherp. De laatste twee tienden die ik soms te kort kwam, heb ik nu gevonden.”
Coronel vond die tienden door uren- en soms dagenlang te rijden. Op circuit, maar ook ernaartoe. Zelfs in coronatijd. “Ik heb in die COVID-periode niet zoveel gepost op social media, maar als je wist waar ik allemaal geweest ben, had ik nu in de gevangenis gezeten. Ik ben door heel Europa iedere dag heen-en-weer gereisd. Het was voor mijn beroep gewoon nodig om te testen”, doelt hij op zijn bestaan als coureur. “Ik ben heel voorzichtig geweest en heb niemand gezien. Ben zelf met een campertje door Europa gegaan. Ik reed van hot naar her en bleef alleen maar in de camper, zag niemand. Ik wilde gewoon kilometers maken.”
(tekst loopt door onder de foto)
Waar het aan ligt dat het beter gaat, vindt hijzelf lastig uit te leggen. “Ik vind het ook lastig zo over mijzelf te praten”, erkent Coronel, die prompt François Verbist erbij roept, de teammanager van zijn team Comtoyou Racing. Verbist: “Tom is dit jaar zeker sterker. Dat komt door een combinatie van testen en een goede voorbereiding. We hebben denk ik acht of negen tests gedaan, en een Pirelli-bandentest. Toen reed Tom de hele dag.”
Coronel: “Ik ben de hele dag niet uitgestapt.”
Verbist: “Ik ben niet iemand die zomaar de rode loper uitrolt. Als het shit is, is het shit. Dat zeg ik dan ook. Ik heb Tom tot nog toe niet beter gezien dan nu.”
Nieuwe impuls
Na een wat lastig 2019 in het wereldkampioenschap voor toerwagens WTCR – Coronel finishte als twaalfde – ging het in 2020 stukken beter met een elfde plek en een overwinning. Dit jaar staat hij na twee races tiende in de tussenstand. In de TCR Europe opende hij het jaar met een poleposition op de Slovakia Ring en kon afgelopen weekend dus een zege op Zandvoort bijschrijven.
Lees ook: Tom Coronel opnieuw in WTCR: ‘Ik heb nog zeven jaar om wereldkampioen te worden’
Dat hij op zijn 49ste een nieuwe impuls aan zijn carrière als coureur heeft gegeven, doet Coronel uiteraard goed. “Ik weet ook wel dat ik ouder word. Omdat ik al 32 jaar race, weet ik echter hoe ik wil dat dingen lopen, kan ik duidelijk zijn. Ikzelf moet er tegenwoordig trouwens ook meer voor doen.” Zoals al dat testen, al doet hij dat graag. En dat hij nog altijd racet in wat los en vast zit – met een voorkeur voor uitstapjes in de Nürburgring Langstrecken-Serie – draagt bij aan die scherpte. “Ik ben in het WTCR geen kampioenschapsmateriaal”, klinkt het eerlijk, “maar ik kan af en toe wel pieken in het wereldkampioenschap. En als ik dat dan kan, moet ik het ook doen.”
(tekst loopt door onder de foto)
Trucje voor de Hugenholtz
Zoals afgelopen weekend op Zandvoort. Zijn geliefde thuiscircuit, dat sinds 1990 een paar keer onder handen is genomen – maar de afgelopen paar jaar natuurlijk nog een makeover kreeg om het duinencircuit klaar te maken voor de terugkeer van de Formule 1. Coronel heeft al veel op het ‘nieuwe’ Zandvoort gereden. Voor de lol, in clubraces en als instructeur bij de renschool. Wat hij ervan vindt? “Vét. Kijk, er zijn maar twee bochten écht anders, de Hugenholtz en Bos Uit”, verwijst hij nog met de oude naam naar de laatste bocht die nu Luyendyk heet – en net als Hugenholtz in een kombocht is veranderd.
Lees ook: Trackguide: Tom Coronel legt een rondje op vernieuwd Circuit Zandvoort uit
Die laatste bocht, zegt hij, is gewoon vol gas. “Al moet je wel slim zijn met waar je schakelt en de banden niet te veel scrubben.” De nieuwe Hugenholtz, daarentegen, levert veel coureurs hoofdbrekens op. “Als daar twintig man rijden, doen ze alle twintig een andere lijn”, weet Coronel. Hijzelf heeft de truc inmiddels door. “En het is een mega truc. Maar in woorden uitleggen wat je moet doen, kan ik niet echt. Je moet het zien.” De nieuwe Hugenholtz kan echter op zijn goedkeuring rekenen. “Je wordt nu echt uit gekatapulteerd – pang!”
(tekst loopt door onder de foto)
Boenderen in Tarzan
Het enthousiasme tekent Coronel én de coureur in hem, maar ook Zandvoort. Het is een drivers’ circuit, een hardcore, old school baan waar de echte rijders van smullen. “Ik vind Zandvoort nog gaver geworden. Het is sowieso uniek, als je het vergelijkt met al die gewone, standaard, platgeslagen circuitjes. Die vind ik saai as fuck. Maar ik ben opgevoed met Zandvoort, dus heb er ook altijd het voordeel van dat ik heb leren racen op een ‘rare’ baan. Dat is voor ons als Nederlandse coureurs denk ik sowieso een voordeel, waar ter wereld we ook racen. Zandvoort is niet ‘standaard’, dus iedereen die op een basic circuit heeft leren racen, moet echt even omdenken als ie hier komt.”
Het maakt Zandvoort een ideale leerschol, meent Coronel. “Absoluut. Ik zeg altijd: ‘je leert het best als je gewoon op de renschool de hele dag met auto’s aan het boenderen bent’. Dus gewoon de Tarzan inflikkeren en dan zie je wel waar je eruit komt. Daar leer je het van.” Daar spreekt ook de race-instructeur en de coureur. Je mag Coronel spreekwoordelijk nog altijd ’s nachts wakker maken voor een rondje Zandvoort. Het zijn, los van alle andere circuits, immers óók die talloze rondjes over het duinencircuit die hem gevormd hebben. “Het gaat hier omhoog, omlaag, je hebt kombochten, zand dat de baan opwaait, je moet weten waar de grip is en in de regen is het ook een hele bijzondere baan. Echt”, zegt hij nog altijd na 32 jaar als coureur, met ervaring op circuits over de hele wereld, “er is niks zoals Zandvoort.”