David Coulthard heeft erkend dat hij het nooit echt geweldig vond om coureur te zijn. Ondanks zijn veertien seizoenen in de Formule 1, was dat nooit waar zijn leven om draaide, zo verduidelijkt de Schot.
Coulthard kan terugkijken op een bijzonder succesvolle carrière als coureur. De Schot maakte in 1994 zijn debuut bij Williams als vervanger van de overleden Ayrton Senna. Twee jaar later stapte hij over naar McLaren, waar hij negen jaar lang reed. In 2005 maakte hij zijn laatste wissel naar het net opgerichte Red Bull Racing. Coulthard had daar de eer om het eerste podium ooit van het team binnen te slepen. Eind 2008 hing de coureur zijn racehelm aan de wilgen. Tijdens zijn carrière won Coulthard dertien races, stond hij 62 keer op het podium, en sloot hij vijf keer een seizoen in de top drie af.
Maar desondanks lag zijn hart nooit echt bij de sport, onthult hij in een interview met The Telegraph. “Ik hou van het leven, maar ik denk niet dat ik echt ooit van het leven als coureur heb gehouden. Het voelde altijd alsof er meer in het leven was dan alleen dat. Ik was gelukkig genoeg om in een liefdevol gezin op te groeien, en we gingen samen wel naar de races, maar de rest van mijn week was dan altijd heel normaal. Ik wist altijd al dat je niet per se een coureur hoeft te zijn die in Monaco woont en de hele wereld over reist om gelukkig te zijn. Dat geluk dwing je zelf af.”
Tijdens zijn laatste seizoen, in 2008, merkte Coulthard dat maar al te duidelijk. “Tijdens de testdagen zat ik in de auto en het klikte gewoon niet. In het racen hoort die nieuwe auto aan het begin van het seizoen je te vullen met hoop en verwachtingen. Je hebt een goede auto nodig, anders kan je niet presteren. Op die dag wist ik dat ik geen winnende auto had, en ik was meteen al mijn energie kwijt. Het is als met een relatie: je denkt er nooit aan om geen relatie te hebben, totdat je besluit dat het voorbij is. Ik voelde me gewoon bevrijd.”