Met Robin Frijns valt op de baan niet te sollen. ‘Ze weten hoe ik ben in de auto, wat ze van me kunnen verwachten. Als het moet, kan ik wel meedogenloos zijn, ja’, vertelt de Audi-fabriekscoureur in de podcast Paddockpraat van FORMULE 1 Magazine. Daarin haalt Frijns onder andere herinneringen op aan zijn knetterende rivaliteit met Jules Bianchi.
De twee vochten in 2012 een harde strijd uit in de Formule Renault 3.5 World Series. Voorafgaand aan de laatste race stond Frijns een punt voor op Bianchi. “Ik ging die race in met de gedachte: of ik eindig voor hem of ik eindig niet”, herinnert Frijns. “Het begon te spetteren waarna ik te voorzichtig ging rijden, hij nam meer risico en kon me uiteindelijk bijhalen. Op het rechte stuk haalde hij me in en ik dacht: ik moet nu iets doen. Voor me reed Vainio, die zat in hetzelfde management als Bianchi dus ik wist hoe het ging gebeuren. Die zou Jules er langs laten en dan was het kampioenschap verloren.”
“In bocht vier remde hij redelijk vroeg, hij leek nu juist wat voorzichtiger te zijn. En toen heb ik gewoon heel laat geremd. Kevin Magnussen reed achter mij, zat met zijn vleugel bij achterwiel. Ik vond het nog opvallend dat Bianchi de deur niet dichtdeed, hij remde links op de normale racelijn. De deur stond open dus ik ging erin. Zoals Senna en Prost in bocht 1 op Suzuka.” De twee raakten elkaar, Bianchi werd naar buiten gedwongen en eindigde in de grindbak. Hij moest de strijd staken waardoor Frijns meteen vrijwel zeker was van de titel.
“Bianchi was wel redelijk pissig na afloop, we hebben samen bij de stewards gezeten tot zeven uur ’s avonds en dat was niet gezellig”, vertelt Frijns verder. “Bij de stewards werd de data erbij gehaald, ik ging 15 kilometer per uur harder de bocht in doordat ik zo laat remde. Maar ik zei, ik heb de bocht gewoon gehaald en ben niet op het gras terechtgekomen. Bianchi stuurde in.” Bianchi trachtte nog het kampioenschap te winnen in het kamertje van de stewards: “Hij zei dat ik hem wilde t-bonen en wilde mij laten diskwalificeren voor het hele weekend, alleen dan had hij kunnen winnen.”
Oordeel zelf:
‘We gaven elkaar een hand: het is goed nu. Laatste keer dat ik hem zag’
Frijns: “Als het moet, ben ik meedogenloos in de auto, dat heb ik al sinds het karten. Het is een soort eerlijkheid, in de auto heb ik dat ook. Nu kun je achteraf over dat met Bianchi niet zeggen: het was eerlijk hoe ik je heb gespeeld. Maar als hij in mijn schoenen had gestaan, had hij hetzelfde gedaan. Iedereen had dat gedaan, daar ben ik zeker van en nu was ik het. Als je het niet doet en je verliest het kampioenschap, vergeet je dat ook niet voor de rest van je leven.”
Later die avond zagen de twee elkaar bij een prijsuitreiking in het centrum van Barcelona. “Hij leek niet op te komen dagen maar kwam plotseling tevoorschijn toen ik al op het podium stond. Hij pakte de microfoon en vertelde nog over zijn goede seizoen en eerlijke gevechten met eerlijke coureurs. Toch nog even een steekje uitdelen, haha! Maar dat interesseerde me echt helemaal niks. Een dik half jaar later kwam ik hem in de F1-paddock tegen toen hij bij Manor zat, we gaven elkaar een hand. Zo van: het is goed nu. Zoals coureurs dat doen, het is de laatste keer geweest dat ik hem zag. Jammer genoeg.”