Het was ontzettend warm op de Hungaroring vandaag, zo warm dat de banden zowat smolten, stelde Lewis Hamilton naderhand. De Brit sloot de eerste dag in de aanloop naar de Grand Prix van Hongarije als tweede af op een fractie van teamgenoot Valtteri Bottas. “Het was zwaar, ik ben denk ik wel drie kilo afgevallen!”
Lees ook: VT2: Mercedes heeft zaakjes voor elkaar, Verstappen nog lang niet tevreden
Op een baan waar Mercedes over één ronde normaal gesproken de mindere zou moeten zijn van Red Bull, afgaande op de onderlinge verhoudingen dit seizoen althans, kwamen de zwarte Zilverpijlen dit weekend goed uit de startblokken. “Het is geweldig voor het team dat Valtteri en ik één en twee staan vandaag en we kunnen alleen nog maar verbeteren. We hebben nog altijd veel te doen vanavond maar dit was een goede start.”
Met asfalttemperaturen van boven de 60 graden was het lastig trainen vandaag. “De banden smelten, het is lastig de balans te vinden”, aldus Hamilton. “Het is een stuk anders dan vorige race. Het voelt niet lekker aan, er is weinig grip en we glijden alle kanten op omdat de banden zo heet worden. Eigenlijk al vanaf het moment dat je de pits uitrijdt. De banden zijn niet blij met deze temperaturen.”
Lees ook: Horner: ‘Protest Red Bull was nooit een persoonlijke aanval op Hamilton’
Collega Valtteri Bottas herkende de temperaturen van zijn hobbies buiten de baan. “Het leek wel een Finse sauna, het was wel vergelijkbaar. Vooral als je stopt, dan loopt de temperatuur soms op tot 60 á 70 graden in de cockpit. Dan wil je eigenlijk alleen maar gaan rijden voor de frisse lucht. Het is zwaar voor de banden maar het voelde niet slecht, moet ik zeggen.”
Voor de zaterdag worden er wat buien voorspeld, vooral in de ochtend lijkt het niet droog te blijven. Hamilton: “Daar kun je je planning niet op afstemmen, vooral niet in het warme weer. We bereiden ons voor op een droge kwalificatie en als het regent, dan regent het.”
Bottas: “Het is goed om te zien dat we het gevecht om de pole aan kunnen gaan morgen. Al hebben we de kaarten van de concurrentie natuurlijk nog niet kunnen inzien.”