In 1994, op 33-jarige leeftijd, debuteerde Roland Ratzenberger in de Formule 1. In de openingsrace wist hij zich niet te kwalificeren, in zijn tweede GP-weekend finishte hij als elfde. Toen kwam Imola – en de fatale crash. In het weekend dat werd overschaduwd door de dood van Ayrton Senna verdween Ratzenberger net zo snel als hij was gekomen. Voor altijd. Wie was deze Oostenrijker?
In Salzburg, Ratzenbergers geboortestad, vind ik het antwoord op die vraag als ik in gesprek ga met Rolands ouders, Rudolf en Margit en zijn goede vrienden Harald Manzl en Gerhard Kuntschik. “Ik realiseer me pas sinds een paar jaar dat ik Roland meer mis dan ik ooit heb willen toegeven”, zegt Manzl onomwonden. Ook Kuntschik denkt nog vrijwel dagelijks aan zijn vriend: “Hij belde me na elke wedstrijd. ‘Servus, Der Roland ist es’, zei hij dan. Aan zijn stem hoorde ik dan al of hij een goede race had gehad.” Simpeler verwoorden zijn ouders het: “Roland leeft bij ons”, zeggen zij. Dat zij hun zoon missen behoeft geen nadere uitleg.
Zielsgelukkig
Zeker is dat Roland Ratzenberger in 1994 een zielsgelukkig mens was. Eindelijk was hij Formule 1-coureur. Daarmee ging een droom in vervulling die hij als klein jochie besloot na te jagen. Dat Ratzenberger al in 1991 bijna zijn debuut maakte in de koningsklasse van de autosport weten maar weinig mensen. Het team van Eddie Jordan had grote interesse in de Oostenrijker, maar helaas voor Roland kreeg de Japanse sponsor die hem aan zijn felbegeerde zitje had moeten helpen problemen, waardoor de deal afketste en Bertrand Gachot in de Jordan-Ford terechtkwam. Een auto waarin de Belg punten scoorde. Wat als? Doet er niet toe.
Ratzenbergers kans kwam pas in 1994. Bij Simtek, het destijds nieuwe team van de Britse ingenieur Nick Wirth. Barbara Behlau, de half-Nederlandse sportmanager uit Monaco met wie Ratzenberger goed bevriend was, betaalde een half miljoen dollar om Roland in de auto te krijgen. De Simtek was bepaald geen topper, en Roland had slechts een overeenkomst voor vijf races. Hoewel hij zich bewust was van de tekortkomingen van zijn auto zag hij ook perspectief. “Maar tijdens die noodlottige kwalificatietraining in Imola was Roland beslist niet blij”, zegt zijn moeder Margit. “Hij wist dat zijn auto niet competitief was en wilde beter. Maar hij zat in de Formule 1, en daarmee had hij bereikt waar hij altijd al van droomde.”
‘Ik word autocoureur’
Die droom begon op 4 juli 1960 in Salzburg. Roland was het eerste kind van Rudolf en Margit, later kreeg hij nog twee zussen. “Zijn eerste woordje was niet ‘mama’, maar ‘auto’”, zegt Margit. De kleine Roland bracht veel tijd door bij zijn oma, die aan een drukke straat woonde. Bij het raam kon hij urenlang naar auto’s kijken. “Als kleine jongen was Roland al een slechte verliezer. We speelden vaak kaartspelletjes en Roland kón simpelweg niet verliezen. Soms wilde hij de hele nacht doorspelen, net zo lang tot hij won. Maar ik heb hem toch ook vaak verslagen”, lacht Margit. In september 1969 werd in de buurt van Ratzenbergers ouderlijk huis de Salzburgring geopend.
“Roland ging daar zo vaak hij kon heen om te kijken, maar entree betaalde hij nooit. Hij wurmde zijn kleine lijf steevast door een gat in het hek”, lacht Rudolf. Het duurde niet lang voor de kleine Roland thuiskwam met de mededeling “Ik word autocoureur”. Die mededeling viel niet in goede aarde bij zijn ouders. Vooral Rudolf had er moeite mee: “Ik wilde een normaal beroep voor mijn zoon. Zelf was ik ambtenaar in de pensioenverzekeringen en ik vond zekerheid erg belangrijk. Ik gunde Roland een zekere toekomst, maar hij stond erop coureur te worden. Van dat idee is hij nooit afgestapt.”
Poster
Als kleine jongen volgde Ratzenberger de Formule 1 al op de voet. Aan zijn slaapkamermuur hing een poster van zijn grote held, landgenoot Jochen Rindt. Vanaf 1975 volgde Roland – schoorvoetend – een opleiding aan de hogere technische school in Salzburg. Een jaar later werd hij lid van de Erster Salzburger Kart Rennclub, waar hij voor het eerst kennismaakte met zijn eigen talenten aan het stuur. Dat smaakte naar meer. In 1980 jaar haalde Roland zijn rijbewijs en bezocht hij met een vriend een rally in Saalbach Hinterglemm, waar Gerhard Kuntschik, autosportjournalist bij het dagblad Salzburger Nachrichten verslag van deed.
“Twee knapen kwamen op me af. Of ik die autosportjournalist was”, vertelt Kuntschik, “ze zeiden me dat ze coureur wilden worden en vroegen of ik kon vertellen hoe ze dat aan moesten pakken. Ik schatte ze niet al te hoog in en zei dat ze vooral moesten sparen en dat ze misschien ook eens bij Walter Lechners raceschool konden gaan kijken. Roland volgde mijn tips op.” Lechner gaf zijn lessen op de Salzburgring, en de werkplaats van Lechner lag tegenover Rolands ouderlijke woning. Roland ging bij Lechner aan het werk als monteur, om zo zijn raceambities te kunnen bekostigen. En hij werkte keihard. “Soms moest ik hem zijn brood gaan brengen omdat hij niet eens de tijd nam om te eten”, zegt Margit.
Later verruilde Roland Lechners raceschool voor die van Jim Russell en werd daar instructeur. Toen hij op Monza werkte kreeg hij van zijn collega’s de liefkozende bijnaam Topo di Montagna, de rat uit de bergen. Later zou dat verworden tot Roland the Rat, en leiden tot een optreden in de gelijknamige kinderserie op de BBC. Dat was nog toekomstmuziek, maar in het begin van de jaren ´80 begon de carrière van Roland Ratzenberger langzaam op gang te komen.
Japan
Ratzenberger won het prestigieuze Formula Ford Festival op Brands Hatch wel het officieuze wereldkampioenschap. Het was de springplank naar een eclectische carrière. Via de Formule 3, toerwagenraces. Formule 3000 en Le Mans kwam Ratzenberger in Japan terecht, waar hij al snel uitgroeide tot een gevierd en beroemd coureur.
“Misschien wel mijn mooiste herinnering aan Roland komt uit 1991”, zegt Rudolf. “De hoop op de Formule 1 had hij opgegeven nadat de deal met Jordan was afgeketst. Hij was zeer teleurgesteld en besloot zich volledig op Japan te concentreren. Dat jaar won hij met SARD-Toyota de 1000 Kilometer van Suzuka. Hij belde toen naar huis, en ik heb Roland zelden zo blij en trots meegemaakt. Mede door die overwinning werd hij enorm populair in Japan.” Tot zijn eigen verrassing werden zijn al lang begraven Formule 1-ambities in 1994 dus toch nog bewaarheid.
Liefde
“Roland was geen uitbundig persoon”, zegt Harald Manzl, “hij had zijn emoties altijd onder controle. Toen hij bij Simtek tekende heeft hij niet gejuicht, gegild of gedanst, maar ik weet zeker dat het innerlijk zijn grootste bevrediging ooit is geweest.” Margit bevestigt de observatie van Manzl. “Wij waren geen uitbundige ouders,” zegt ze, “dat zit niet in ons, we zijn nuchtere mensen.” Rudolf Ratzenberger geeft aarzelend toe dat hij worstelt met dat feit. “Ik ben slecht in het prijzen van mensen”, zegt hij. “En ik ben wel eens bang dat ik Roland in zijn leven niet genoeg geprezen heb. Kort voor zijn dood heb ik honderden krantenknipsels van over de hele wereld over Roland opgevraagd. Dat heeft hem wel verbaasd; hij moest lachen om het feit dat zijn carrière me meer interesseerde dan ik misschien had laten blijken. Zoals Rindt postuum wereldkampioen is geworden, heb ik de enorme prestatie die mijn zoon heeft geleverd door de Formule 1 te bereiken pas na zijn dood écht op waarde leren schatten.”
Urenlang heeft hij me verteld over zijn zoon, maar pas bij deze uitspraak hoor ik echte emotie in de stem van Rudolf Ratzenberger. Wat mij betreft mag hij gerust zijn. Zijn liefde voor zijn zoon bleek uit elk woord dat hij zei. Zijn zoon, Roland Ratzenberger, was een bevoorrecht mens. In vele opzichten. Servus, Roland.
Het volledige verhaal van Dennis van Loenhout is gepubliceerd in Formule 1 nummer 7 uit 2011. Ook schreef hij een weblog over zijn bezoek aan Salzburg.