Het grote interview: Jos en Max Verstappen over hun hechte band, de kartjaren, roem en nog veel meer
Peter van Egmond
André Venema
29 maart 2020
Max Verstappen heeft zich in vijf jaar ontpopt tot smaakmaker, wereldster en een van de meest waardevolle bezittingen van de Formule 1. In een exclusief gesprek samen met vader Jos in december 2019 in Abu Dhabi blikte hij met FORMULE 1 terug en keek hij vooruit. “Ik kan hem nooit genoeg bedanken voor wat hij voor mij heeft gedaan.”
De Formule 1 ligt door de wereldwijde coronacrisis volledig stil. Het is wachten op nieuws van de FIA en de FOM, wanneer wordt er weer gereden? Tot die tijd doet FORMULE 1 een paar keer per week een greep in het rijke archief.
Maasbracht, 2013. Ik heb in de werkplaats van de Verstappens, gevestigd in de loods van dakdekkersbedrijf Pex langs de A2, afgesproken met Jos en Max. De tiener staat aan de vooravond van de overstap van de karts naar de auto’s, het serieuze werk lonkt. Max Verstappen luistert tijdens het lange gesprek vooral, hij is de rust en bescheidenheid zelve. “Ik deed het meeste praatwerk”, herinnert Jos zich nog. “Dat vond ik prima”, vult Max aan. “Zou nu ook heel fijn zijn”, zo vervolgt hij met een kwinkslag. “Dan hoef ik eindelijk eens niks te zeggen.” Jos: “Laat ik het zo zeggen: de tijden zijn veranderd.”
Max, dat was ruim zes jaar geleden. Ben je tevreden waar je nu bent?
Max: “Dat ligt er natuurlijk aan hoe je het bekijkt. Ik was net klaar met karten, kwam op mijn zeventiende in de Formule 1. En als je dan wedstrijden wint en op het podium staat, mag je daar heel tevreden mee zijn. Maar”, zo nuanceert hij, “als je eenmaal in de Formule 1 zit, wil je meer. Je kunt het dus van twee kanten bekijken. Maar ik denk dat wat we tot nu toe gepresteerd hebben, wel goed is.”
Jos: “In 2013 hadden we ervoor getekend te zijn waar we nu zijn. Maar dan zit je in de Formule 1 en zie je hoe je dingen doet. Dan had het net zo kunnen zijn dat Max al een keer wereldkampioen was geweest. Maar we zijn zeker tevreden over hoe de dingen zijn gegaan. Nu moeten we naar het volgende niveau, de wereldtitel. Want dat is altijd ons doel geweest.” Stellig: “Het moet niet alleen bereikt worden, dat gáát ook bereikt worden.”
Max: “Dat is wel de intentie, ja.”
Jos: “Nou ja, de intentie… De ingrediënten zijn er, je bent nu afhankelijk van het materiaal waarmee je het moet doen.” Zijn er in de afgelopen vijf jaar dingen mee- of tegengevallen?
Max: “Neuh… Ik had zoiets van: ik zie het wel. Ik maak me er niet zo druk om. Of ik er onbevangen ben ingestapt? Dit, Formule 1, is wat ik altijd wilde. Voor mij draait het erom wat er daar (wijst naar het circuit in Abu Dhabi) gebeurt. Alles wat er verder omheen draait, hoort er gewoon bij. En daar probeer je zo goed mogelijk mee om te gaan. Aan de andere kant: als je op het circuit presteert, wordt de rest natuurlijk ook allemaal wat gemakkelijker.” Toch wordt er niet alleen in een raceweekeinde veel van je gevraagd.
Max: “Ach, dat gaat redelijk automatisch.”
Jos: “Het hoort er nu eenmaal bij, Max gaat er vrij gemakkelijk mee om. Ik denk dat als hij moet kiezen, al die sociale media van hem misschien niet hoeven. Het draait om racen, de competitie op het circuit en het team. Maar er komt tegenwoordig meer bij kijken waar je rekening mee moet houden, ook privé. Met sociale media kan iedereen nu zijn zegje doen, dat was vroeger niet zo. Je moet gewoon heel erg goed opletten. Iedereen heeft tegenwoordig een telefoon: als je ergens bent, kan men een filmpje maken, dat op het net gooien en de hele wereld weet het meteen.”
Max: “Hoe ik daarmee omga? Door normaal te doen, geen gekke dingen. Niet dat dat het een groot probleem is, maar je moet er wel op letten. Ik kan niet in mijn onderbroek over straat gaan lopen.” Grijnst: “Het is niet zo dat ik dat wil doen, maar het zou niet kunnen.”
Jos: “Laat ik het zo zeggen: sociale media kunnen je carrière beschadigen.”
Max: “Al is het maar iets heel onschuldigs, een foto met een verkeerd iemand of zo… Het meeste op mijn kanalen gaat altijd over het racen, niet te veel persoonlijke dingen. Want het is mijn privéleven.”
Jos: “Je moet zelf de grenzen aangeven. En dat doet Max. Ik bemoei me niet met sociale media, maar ik volg het wel. Ik weet precies wat er geschreven wordt en door wie. Dat is ook een beetje mijn ding: beschermen wat er waar en niet waar is.”
Max: “Ik volg bijna niets op Twitter van Formule 1. Ik volg alleen maar andere dingen: voetbal, schaatsen…”
Jos: “Ik volg alleen Formule 1.”
Max: “Ik wil juist bewust andere zaken volgen, bijvoorbeeld over nieuwe dingen die uitkomen voor het simracen. Dat vind ik veel leuker om te lezen dan iets over Formule 1 wat ik toch al weet.”
Jos: “Ik ben benieuwd hoe journalisten schrijven, dingen zien en noem maar op.”
Max: “Ik moet me gewoon bezighouden met goed rijden en het team. Wat er daarbuiten gebeurt, moet mij niet te veel interesseren. Natuurlijk, als je er wat meer buiten staat, is het goed om te lezen hoe iedereen over je denkt, maar op dit moment in je carrière heb je dat totaal niet nodig.”
Jos: “Het is ook beetje mijn rol, Max weet wat hij moet doen. We houden jou trouwens ook in de gaten, haha.”
Max doet er een schepje bovenop: “Iedereen wordt in de gaten gehouden en anders wordt er meteen op een knopje gedrukt.”
Jos: ‘Zonder gekheid: Max moet zich helemaal niet met dat soort zaken bezighouden, dat is niet zijn ding. Raymond (Vermeulen, zijn manager, red.) en ik houden alles in de gaten en houden de Max uit de wind: hij hoeft alleen maar gas te geven.” Er volgt een kort intermezzo dat het gesprek een andere wending geeft. Ik heb een vraag in mijn schrijfboekje staan, maar kan het handschrift niet lezen. Tot grote hilariteit van Max Verstappen, die dat euvel herkent en met een anekdote begeleidt. Max: “Dat had ik vroeger ook altijd als ik moest studeren. Dan kon ik mijn eigen handschrift met die hanenpoten niet meer lezen. Niemand kon het ontcijferen, had je altijd een tien.”
Jos: “Vroeger moest Max op school altijd een soort van agenda maken.”
Max: “Klopt, een soort weekagenda. Daarin moest je alle lessen opschrijven, met alle onderwerpen en vakken. Maar als je je misdragen had, schreven ze dat er ook in.”
Jos: “Als ouder moest je dat wekelijks ondertekenen. Maar het interesseerde mij eigenlijk niet zo heel veel. Dus zei ik: weet je wat, ik onderteken ook alvast voor de rest van het jaar.”
Max schatert: “Was ik dus net een paar weken bezig met school, stond mijn hele agenda al vol met de handtekening van mijn vader.”
Jos: “Zo liet ik er eigenlijk mee zien dat ik het wel goed vond.” Uiteindelijk is Max nog vrij goed terechtgekomen.
Max: “Ja. Maar weet je, dat was voor mij ook een motivatie. Ik vond school niet erg leuk, vond het niet fijn om op een stoel te zitten en naar een bord te kijken. Natuurlijk heb je school en het leerwerk allemaal nodig. Maar Formule 1 was ook een doel, omdat ik – om het zo maar even te zeggen – niks met school te maken wilde hebben. Het was een extra drijfveer om het juist goed te doen met karten. Gelukkig heb ik school niet nodig gehad.”
Jos: “Ik ben ook met mijn zestiende van school gegaan.”
Max: “Het ligt er ook aan waar je goed in bent, hè. Voor sommige beroepen heb je de school gewoon echt nodig. Voor racen gelukkig niet.”
Jos: “Ik denk dat we niet helemaal gek waren. Als Max niet het talent gehad had, en als ik dat niet gezien had, had ik hem bij wijze van spreken naar school geschopt. Maar ik wist wel dat er iets ging gebeuren in de autosport. Ik tolereerde het daarom niet alleen, ik stimuleerde het juist, haha. Max stond een uur van tevoren al klaar buiten de school als we ergens naartoe moesten.”
Max: “Ja, even naar de wc. En dan kwam ik niet meer terug naar de les. Nee hoor: elke vrijdag om kwart over drie waren we uit school en dan gingen we meteen in de bus naar Italië. Mijn vader had de spullen allemaal al in de bus gelegd. Een paar onderbroeken mee en dan, hup, vol gas naar Italië. Zondag in de namiddag gingen we dan vol gas weer naar huis, waren we om drie, vier uur ’s nachts weer thuis.”
Jos: “Je zat toen in Sittard op school. Maar dat ging niet.”
Max: “Dat was geen succes, nee.”
Jos: “Hij moest daar alle gemiste lessen inhalen. Toe heb ik gezegd: we gaan terug naar België. Daar vonden we een privélerares. We spraken af: we komen wanneer Max er is.”
Max: “Eén-op-één les was een stuk efficiënter. Dat ging zoveel beter.”
Jos: “Hij ging een dag in de week naar school. Het was onze redding: zo konden we overal rijden.”
Max: “Met de privélerares deed ik in een dagdeel waar je op school normaal een week over deed.”
Jos: “We hebben Max twee weken naar de lerares gestuurd en de rest van het jaar niet meer.”
Max: “Haha. Nee hoor.”
Jos: “Het ging zoals het uitkwam.” Max, ik zeg altijd: jij bent door je vader als coureur academisch geschoold. Vanaf je zesde leid je eigenlijk een topsportleven.
Max: “Niet vanaf mijn zesde. Vanaf mijn elfde, twaalfde, toen ik internationaal ging rijden.”
Jos: “Je zag vanaf het moment dat hij competitie reed, dat hij wat anders was dan de mannetjes om hem heen. Waaraan je dat ziet? Aan alles, gewoon alles: de drive, de manier waarop hij reed, de gedrevenheid. Laten we het zo zeggen: in de eerste drie jaar van competitie in de Benelux won Max van de eerste zestig wedstrijden er 59 en werd hij een keer derde. Max won altijd. En je zag het ook aan de manier waarop. Weet je, we waren volgens de anderen altijd illegaal bezig. Maar dan was Max illegaal, want hij was zoveel beter dan de rest. We hadden het gewoon heel goed voor elkaar, waren veel professioneler dan de anderen. En hij was gewoon beter.” Wat maakt hem in jouw ogen nou zo goed?
Jos: “Max heeft talent, is een winnaar. Het zit in gevoel, talent, inzicht, gedrevenheid, karakter… Het is niet één ding. Zeker op dit niveau moet alles kloppen.”
Max: “Het ligt er, denk ik, aan hoe je als persoon bent. Kun je gemakkelijk met druk omgaan of misschien wat moeilijker? Sommige coureurs hijgen tijdens de wedstrijd de hele boordradio bij elkaar. Ze hebben een hartslag van 160, 170, 180 of weet ik veel… Die van mij is iets van 120 of zo. Ik maak me wat minder druk, rijd redelijk relaxed, vind ik.”
Jos: “Dat komt ook omdat hij veel vertrouwen in zichzelf heeft.”
Max: “Ik doe dit al van jongs af aan. Karting of Formule 1: de basis is hetzelfde. Natuurlijk verfijn je dat over de jaren en komt er steeds meer bij kijken. Maar in principe is het hetzelfde.”
Jos: “Of je nou een kartwedstrijd rijdt of Formule 1, het komt allemaal heel dicht bij elkaar. Het is hem met de paplepel ingegoten.”
Max: “Ik vond karten heel leuk. Als je vijf jaar oud bent, kun je niet zeggen dat Formule 1 je doel is. Maar zeker vanaf je tiende, als je veel Formule 1 op televisie kijkt, dan is dat wel wat je wilt. Absoluut. Dan hoor je heel vaak het Duitse volkslied met Vettel. Toen dacht ik: daar moet ook maar eens een einde aan komen. Nee, even serieus: er moest in ieder geval ook eens een ander volkslied komen. Op gegeven moment zie je dat en denk je: daar wil ik ook staan, ik wil ook winnen. Dat is wel het ultieme doel.”
Jos: “En opeens staat hij daar dan. Dat is toch wel ongelofelijk. Zeven jaar later heeft Max de rol van Vettel eigenlijk overgenomen.” Max, hoe voelt het om op het podium te staan. Blijft het bijzonder?
Max: “De allereerste overwinning in Barcelona gaf me de meeste emotie. Kijk, die overwinning onlangs in Brazilië was natuurlijk mooi: je staat op het podium. Maar je hebt het al een paar keer meegemaakt. Het blijft uiteraard heel mooi en ik ben ook blij, maar bij de allereerste ga je meteen terug in de tijd. Dan denk je aan al die jaren, wat je er voor over hebt moeten hebben. En als het dan uitkomt… Heel vaak ga je naar de Formule 1 en dan win je niet meer. Als dat dan in het tweede seizoen al lukt, met die overstap van Toro Rosso en dat hele verhaal erachter: dat was ongelofelijk. Ik ben niet heel emotioneel, denk ik. Maar in Barcelona zat ik dicht tegen tranen aan.”
Jos: “Ik zat er zeker tegenaan.”
Max: “En je had een bloedneus.”
Jos: “Ik weet het nog precies. Ik zat samen met Raymond in dat hokje van hem in het motorhome te kijken van: het zal toch niet gebeuren… Het was zo spannend! Als je die beelden nu weer terugziet, krijg ik er nog kippenvel van.”
Max: “Ik ook. Jawel. Ik krijg sowieso kippenvel van mooie momenten, mooie races. Vooral van die laatste paar ronden in Barcelona. Als ik de beelden nu zo snel even terugkijk: kippenvel. Want dit is waar je het uiteindelijk voor doet. En ook voor het kampioenschap, natuurlijk. De overwinning in Barcelona was het tweede doel: het eerste was Formule 1, de tweede een overwinning, de derde is het wereldkampioenschap. Maar daar moet je ook wat geluk bij hebben.”
Jos: “Je moet op het juiste moment op de juiste plek zijn. Dat heb je niet altijd in de hand. Je bent afhankelijk van heel veel dingen. Maar we hebben het doel en we hebben nog een paar jaartjes.”
Max, met een stalen gezicht: “Nog vijf. Dan stoppen we ermee.” Er volgt een lachsalvo. Max, hoe zou jij je band met je vader willen omschrijven?
Max: “We hebben zoveel met elkaar meegemaakt. Niemand zal ooit ook maar in de buurt kunnen komen, zo sterk is die band. Je begrijpt elkaar, snapt meteen waar de ander het over heeft.”
Jos: “We hoeven alleen maar naar elkaar te kijken.”
Max: “Dan weet je meteen wat er aan de hand is.” Lacht: “In alle opzichten.”
Jos: “Hij ziet aan mij wanneer ik blij ben, of wanneer ik niet blij ben.”
Max: “Al is dat nu natuurlijk een stuk relaxter. Kijk, met karten was het doel Formule 1. Daar moest alles voor gedaan worden. En als het wat tegenzat, dan kon er wel eens een scheldpartij doorheen komen. Dat is nu natuurlijk veel minder.”
Jos: “Dat kan ook niet meer. Max is jong, heeft een eigen karakter. Of hij sterker is dan ik? Nou…”
Max: “Ik heb meer uithoudingsvermogen.”
Jos: “Als het langer duurt dan twee minuten, is hij wel sterker. Maar die eerste twee minuten heeft hij nog aan kwaaie aan mij.”
Max: “Het is het gewicht dat ik moet optillen, hè.”
Jos: “Hij rent eerst twee minuten weg en dan… Nee, zover komt het uiteraard niet. We hebben zoveel meegemaakt, alles is nu veel relaxter.”
Max: “Voor mij is dit de perfecte vader-zoonrelatie. Ik weet niet beter.”
Jos: “Het leuke is ook dat we alles bespreken.”
Max: “Qua racen bespreken we alles, dat kunnen we ook van elkaar hebben. Maar we hebben het ook over andere dingen. Als ik iets in elkaar moet knutselen, vraag ik dat aan hem.”
Jos: “Ik ben hier niet om hem alleen maar af te zeiken, natuurlijk. We hebben een doel, dezelfde missie.” Is er in de Formule 1 iets wat meteen mag worden afgeschaft?
Jos, provocerend: “Journalisten.”
Max: “De donderdag… Maar ik weet dat het erbij hoort. Alle aandacht heeft de Formule 1 ook groot gemaakt. Ik vind alles wel prima, als ik ook maar wat vrije tijd heb. Ik zou graag wat meer in de auto testen en minder op de simulator. Ik zit thuis veel op de simulator, maar ik vind het leuker in een echte auto op het circuit te rijden. Misschien moet er niet zoveel getest worden als vroeger, maar een paar dagen tussendoor. Maar ja, als je naar 25 races wilt, dan gaat dat nooit lukken. Dat wordt wel heel veel, het is nu al veel.”
Jos: “Het is nu al bijna niet vol te houden. Dat reizen is zo zwaar.”
Max: “Het breekt je op, hè.”
Jos: “Je zit lang in vliegtuigen met al die lucht die wordt rondgepompt. Ik stap heel vaak ziek uit een vliegtuig, vind dat niet het fijnste om te doen.” Max, ik weet dat je jezelf geen ster voelt, maar dat ben je natuurlijk wel. Vind je dat vervelend?
Max: “Het heeft zijn voor-en nadelen. Je wordt wat meer herkend, vooral in Nederland. Maar ik maak me er over het algemeen niet zo druk om. Ik doe gewoon mijn ding als ik thuis ben, hoor.”
Jos: “Je kunt je ook geen dingen ontzeggen.”
Max: “Nee, je moet je niet thuis opsluiten.”
Jos: “Je moet er gewoon mee omgaan. Ik ben blij dat híj het nu heeft. Als ik bij hem ben, moeten ze gelukkig Max hebben. Ik heb het vroeger zelf ook gehad, alleen in andere mate.”
Max: “Ik hoop alleen dat als ik eenmaal stop, het dan ook klaar is. Maar dat zal wel niet zo zijn… Ga ik met een pruik op lopen.” Jos: “Ik vind je haar nu al redelijk lang.”
Max: “Ik laat het dan nog langer groeien: rode haren, masker op, beetje gek doen.”
Jos: “Ik kijk ernaar uit.” Zijn er dingen waar jij je echt heel druk om maakt?
Max: “Nee, weinig. Echt heel weinig. Dat heb ik altijd gehad. Ik denk dat mijn vader zich tijdens karten wel eens zorgen heeft gemaakt dat ik me zo weinig druk maakte om dingen.” Jos: “Het kwam soms wat nonchalant over.”
Max: “Ik zei dan: we zien het wel.”
Jos: “En opeens was het er en deed hij het. Dat is ook Max’ kracht.” Een voorbeeld?
Max: “Mijn vader zei dat ik bij de test in de formule-auto’s alles moest opschrijven: waar je remt en zo. Dat heb ik twee, drie tests gedaan. Maar ik vind het zo irritant om alles op te schrijven. Ik weet het niet, maar ik kan gewoon goed in mijn hoofd onthouden waar ik moet remmen en waar ik moet insturen. Op een gegeven moment dacht ik: laat maar zitten. En als ik het niet weet, dan rijd ik gewoon een rondje en weet ik het wel. Iedereen heeft zijn eigen werkwijze. Dingen opschrijven of foto’s… Pff! Ik doe ook geen trackwalk. Dat doe ik wel in mijn installatierondje, dan rijd ik wat rustiger.”
Jos: “Op een gegeven moment ken je het circuit en weet je wat je moet doen.”
Max: “Misschien benader ik het wat gemakkelijker.”
Jos: “Hij maakt zich er niet druk over en dat is misschien ook wel zijn kracht, daarom gaat het hem misschien makkelijker af. En ik denk ook: hij heeft zoveel talent, hij compenseert dat wel. Bij een test in de Formule Renault zat hij in het begin meer achter de computer dan in de auto, weet je dat nog Max? Toen had ik zoiets van: hij moet eens meer rijden in plaats van naar al die klotendata kijken. Ik ben wat dat betreft wat meer ouderwets. Gewoon rijden, daar leer je van.”
Max: “Ik zei op bepaald moment ook: jongens, we kunnen hier wel op die remcurve gaan kijken, maar hier kan ik het niet veranderen. Laten we maar gaan rijden. Uiteindelijk leer je door te doen, niet door te kijken.”
Jos: “Als ik data zie, dan heb ik na vijf minuten genoeg gezien en wil ik de auto weer in.”
Max: “Toen ik net in de autosport kwam, moest je ook leren naar data te kijken. Met karten keek ik wel, maar gelimiteerd. Dat is nog steeds zo: ik doe mijn laptop open en kijk een keer: o ja… Soms kijk in een weekend niet eens. Je weet met je engineer: ik heb dit en dit nodig. Je hoeft niet eens naar data te kijken om te weten wat je nodig hebt, snap je? Het is gewoon je gevoel. Je moet alleen wel weten wat data zijn. Daarom waren die testdagen ook zo belangrijk: om te leren kijken en begrijpen wat data echt betekenen.” Jos, herken jij veel van jezelf in Max?
Jos: “Ik moet zeggen dat de appel qua karakter niet ver van de boom valt. Alleen is het nu wat professioneler.”
Max: “Ik heb van jongs af aan een betere begeleiding gehad.”
Jos: “Ik zie heel van mij in hem, vooral de drive. Toen Max echt jong was, denk ik dat hij af en toe heeft gedacht: die spoort niet, haha.”
Max: “Ik werd de hele tijd overal bij betrokken en de andere jongens waren wat meer aan het spelen. Ik moest er de hele tijd bijblijven en kijken. Maar dat heeft mij natuurlijk wel enorm geholpen, dan loop je zoveel voor op de anderen.”
Jos: “Waar je mee omgaat, word je besmet. Dat heeft hij onbewust echt wel opgepakt.”
Max: “Met motoren en tunen. Kijk, hij probeerde de hele tijd die motoren beter te maken. Ik persoonlijk heb niks met tunen, je moet mij niet dat ding geven om de cilinder aan te passen, want dan ligt-ie doormidden. Maar je moet wel een beetje weten waar het om gaat.”
Jos: “Max is wel een baas, hoor. Als hij de helm op heeft, draait het alleen om winnen. Dat is eigenlijk waarom wij het altijd gedaan hebben.”
Max: “En er niet omheen draaien, hè: als iets fout gaat, gaat het fout en als het goed gaat, gaat het goed. Veel mensen kunnen er een heel verhaal over ophangen, maar het is goed of slecht. Mijn vader was redelijk extreem bij mij. Als het goed was, was het goed en als het slecht was, dan merkte ik dat ook.”
Jos: “Ik ken mijzelf. Op een gegeven moment heb ik er een monteur tussengezet, zeg maar. Ik ging vroeger altijd met Max in het parc fermé. Toen heb ik er een monteur tussengezet die ik vertrouwde. Ik ging aan de andere kant van het circuit zitten.” Lacht: “Dan was ik al een beetje afgekoeld als ik in het parc fermé kwam. Max is niet anders: als de race is afgelopen, komt de stoom hem soms uit de oren.”
Max: “Ja, dan moeten we even stoom afblazen. Wat ik ook wel heel goed van mijn vader vond: ik mocht van hem nooit met spullen gooien. Bijvoorbeeld met een helm of zo.”
Jos: “Je moet respect hebben voor het materiaal. Weet je, ik heb ooit een keer een jongetje gehad dat voor mij reed en met iets gooide.”
Max haakt in: “Met een spuitbus. Ik zat naast je toen hij dat deed.”
Jos: “Hoe oud was je toen? Vier, vijf?”
Max: “Vijf. Die jongen was pissig. Mijn vader had commentaar op hem en toen gooide hij dus die spuitbus in de stoel. Mijn vader pakte een bougiesleutel en…
Jos: “Nee, ik pakte die spuitbus en gooide hem naar die jongen terug. Hij moest echt duiken, nietwaar Max?”
Max: “Ja, ik dacht gelijk: oké…”
Jos: “Die jongen weet het nog precies. Het was echt een rotzak, voor iedereen. Bij ons had hij er spijt van, was heel netjes. Of niet, Max?”
Max: “Ja, ja.”
Jos: “Zijn vader kwam naar me toe en zei: als je hem een schop onder de kont moet geven, dan mag dat. Dat heb ik nooit hoeven doen, want hij had respect voor ons. Jongens bij ons moesten luisteren: ik tolereerde niet dat ze niet luisterden. Met je eigen zoon ga je daar anders mee om, maar Max en ik wisten wat we aan elkaar hadden, wat we van elkaar verlangden. Max verlangt dat nu ook van zijn engineers.”
Max: “Je moet het met volle inzet doen, alles maximaal. Als ik zie dat iets half gebeurt, daar kan ik niet tegen.”
Jos: “Hij verwacht het maximale van iedereen, ook van Newey (Red Bulls ontwerper, red). Want hij wil winnen.”
Max: “Wanneer ik zie dat er niet een volledige inzet is, dan moet dat wel worden gezegd. Al moet ik erbij zeggen dat bij ons team iedereen er vol voor gaat.”
Jos: “Bij Red Bull hoeft hij dat niet te zeggen.”
Max: “Nee, gelukkig niet.”
Jos: “Maar ergens anders is het wel voorgekomen. Kijk, Red Bull verwacht alles van hem, dan mag hij ook iets verwachten.” Wat waardeer jij in je vader, Max?
Max: “Wat hij in zijn carrière allemaal voor mij heeft gedaan, is natuurlijk ongelofelijk. Daar kan ik hem nooit genoeg voor bedanken. Ik zou niet weten wie dat anders op deze wereld heeft gedaan. Ik zou het echt niet weten. Het was zo extreem, met alles. Natuurlijk zijn er genoeg vaders die ook heel veel voor hun kind hebben gedaan. Maar zo intensief? Al die ritjes naar Italië, mijn karts opbouwen en afbreken als ze plat waren, mijn motoren tunen, de onderdelen… Ik kan het niet eens allemaal opnoemen. Hij reed naar Italië om een nieuw onderdeel op te halen of af te leveren om het te laten maken… Alle ideeën, de testbankuren: niemand komt, denk ik, ook maar in de buurt.”
Jos: “Max was mijn levensproject, ja. Ik wilde met hem winnen, kampioen worden. We hadden samen een doel.”
Max: “Eén van de allermooiste momenten buiten die overwinning in Spanje was met het wereldkampioenschap in de KZ. Die was zo mooi.”
Jos: “Mijn carrière interesseert me eigenlijk helemaal niet, daar wil ik het niet eens meer over hebben. Ik vond de tijd met Max in het karting al veel leuker dan mijn eigen carrière. Maar ik denk dat wanneer je zoiets met je eigen kind kunt bereiken, dat veel intenser is dan wanneer je het voor jezelf doet. Laat ik het zo zeggen: ik heb meer voor Max’ carrière gedaan dan voor mijn eigen carrière. Oók omdat hij de kansen ervoor had. Bij mij was het na het eerste jaar eigenlijk wel een beetje over. Of Max afmaakt waar ik ooit begon? De fouten die ik heb gemaakt – en ik heb fouten gemaakt – moest ik maken, wilde ik weten wat het was. Nou, daar heb ik Max voor willen behoeden. Door mijn carrière heb ik hem zijn karting kunnen geven. Het was echt voorbestemd, André.
Max: “Ja, anders hadden we niet kunnen karten.” Veel mensen claimen jullie succes.
Max: “Er zijn alleen maar heel weinig mensen die ook maar iets kunnen claimen. Mijn vader voor 98, 99 procent. En dan nog de familie Pex.”
Jos: “Het is een kleine cirkel. Als je al het werk in je uppie moet doen in de werkplaats, is dat gewoon lastig. Je hebt iemand nodig om over bepaalde dingen te praten. Twee weten meer dan één, zo ga je ook weer een stapje verder. Richard (Pex) was er ook altijd.”
Max: “Zijn zoon kartte ook, we gingen vaak samen testen.”
Jos: “Het team dat je eromheen creëert, hebben we zo opgezet dat het voor ons het beste was. Laat ik het zo zeggen: ik weet nog toen Max bijna vijf was, hadden mijn vader en ik een kartteam. Ik was ik altijd in de weer om iedereen te helpen. Max nam ik altijd mee. Je moest zijn motortje aantrekken, dan ging hij rijden. Vervolgens rende ik terug om te gaan sleutelen voor die andere jongens. Op een gegeven moment zat ik onder een kart de motor vast te maken en vroeg ik me af: wat ben ik hier nou eigenlijk aan het doen? Ik ben voor andere jongens aan het sleutelen, terwijl mijn eigen zoon daar op het circuit rondjes rijdt en ik niet eens kijk. Ik heb daarop alles uit mijn handen laten vallen, ben naar Max gaan kijken op het circuit. Dat was voor mij de druppel. Op het einde van de dag zei ik tegen mijn vader: ‘Pap, ik stop ermee. Ik ga met Max verder en niet meer voor anderen sleutelen.’ Aan het einde van dat jaar hebben we het team opgedoekt en heb ik een andere bus gekocht.”
Max: “Een Volkswagen, met zo’n lange pook.”
Jos: “Vanaf dat moment ben ik alleen met hem aan de slag gegaan.” De start van een academische opleiding. Voordeel is dat je veel van motoren en tunen weet.
Jos: “Tunen deed ik al toen ik 17 was, dat heb ik geleerd van Peter de Bruijn en Paul Lemmens. Ik was altijd aan het kijken en geïnteresseerd in motoren. Op mijn achtste was ik altijd al met brommers aan het sleutelen.”
Max: “Ik heb dat dus helemaal niet, hè.”
Jos gaat onverstoorbaar verder: “Mijn opa had op het kamp een sloperij. Daar had ik crossbrommers. We kregen van de Dienst der Domeinen allemaal cilinders die in beslag waren genomen.”
Max interrumpeert: “Misschien is het een andere generatie, maar ik heb dat dus met simulators. Komt er een nieuw stuurtje uit, dan wil ik dat graag hebben. Daar weet ik dan weer alles van: over pedalen die een andere vorm hebben. Ik heb mijn ideeën en die probeer ik over te brengen aan de fabrikant: ik wil het graag zo en zo hebben. Mijn pedalen hebben thuis ongeveer dezelfde vorm als die ik in de auto heb, met van die lipjes en zo.”
Jos: “Max is van een andere generatie. Het heeft ook zo moeten zijn, André. Ik was handig met mijn handen en motoren, daardoor kon ik hem helpen. We waren niet afhankelijk van die Italianen: dan kreeg je een goede motor en de volgende race zat die er bij een Italiaanse coureur in. Dat wilde ik niet, ik wilde het zelf in de hand houden. En dat hebben we gedaan. Eigenlijk is het een heel mooi verhaal, als je het zo bekijkt.”
Max: “Maar ook buiten dat, het karten: we hadden thuis van alles staan. Quads, geschakeld en automaat, pocketbikes, crossmotoren. We hadden van alles. En als het regende, maakten we met vrienden de hele binnenplaats nat met zeep erop en was het glibberen en glijden. Of in de sneeuw: dan ging je daar glijden, leerde je remmen. Vervolgens kwam mijn vader, reed een rondje en die ging dan weer een seconde harder… Hadden we de hele dag om naar die tijd toe te rijden. Altijd was er competitie met de jongens van Pex.” Het klinkt als een onbezorgde jeugd.
Max: “Het was niet altijd lachen, gieren en brullen. Er waren momenten dat het tegenzat of we wel eens scholden. Maar dat hoort erbij, daar leer je óók van. Het is een heel belangrijke en goede leerschool geweest.”
Jos: “Het was ook geen strafkamp, of zo. Ik heb het voor hem gedaan, maar ook voor mijzelf. Want ik vond het net zo leuk. Als Max won, was ik net zo trots.” Jullie hebben het, kortom, helemaal voor elkaar.
Jos: “Max heeft de rust thuis, heeft het leuk met zijn vriendin. Hij hoeft zich alleen maar druk te maken om de raceauto en het circuit. Raymond en ik proberen zo veel mogelijk bij hem weg te houden. Natuurlijk, alle beslissingen gaan via Max. Hij heeft altijd de laatste stem. Ons teampje, Max, Raymond en ik, functioneert heel goed.”
Max: “Je moet iedereen kunnen vertrouwen.” Omdat er veel mensen op jouw succes afkomen?
Max: “Dat heb je snel door, daar heb ik wel een antenne voor.”
Jos: “Alles wordt besproken, we praten veel met elkaar.”
Max: “En als je het ergens niet mee eens bent, dan zeggen we dat ook tegen elkaar. We zijn heel open.”
Jos: “Het is allemaal goed gestructureerd.” z
Max: “Dat ligt er natuurlijk aan hoe je het bekijkt. Ik was net klaar met karten, kwam op mijn zeventiende in de Formule 1. En als je dan wedstrijden wint en op het podium staat, mag je daar heel tevreden mee zijn. Maar”, zo nuanceert hij, “als je eenmaal in de Formule 1 zit, wil je meer. Je kunt het dus van twee kanten bekijken. Maar ik denk dat wat we tot nu toe gepresteerd hebben, wel goed is.”
Jos: “In 2013 hadden we ervoor getekend te zijn waar we nu zijn. Maar dan zit je in de Formule 1 en zie je hoe je dingen doet. Dan had het net zo kunnen zijn dat Max al een keer wereldkampioen was geweest. Maar we zijn zeker tevreden over hoe de dingen zijn gegaan. Nu moeten we naar het volgende niveau, de wereldtitel. Want dat is altijd ons doel geweest.” Stellig: “Het moet niet alleen bereikt worden, dat gáát ook bereikt worden.”
Max: “Dat is wel de intentie, ja.”
Jos: “Nou ja, de intentie… De ingrediënten zijn er, je bent nu afhankelijk van het materiaal waarmee je het moet doen.” Zijn er in de afgelopen vijf jaar dingen mee- of tegengevallen?
Max: “Neuh… Ik had zoiets van: ik zie het wel. Ik maak me er niet zo druk om. Of ik er onbevangen ben ingestapt? Dit, Formule 1, is wat ik altijd wilde. Voor mij draait het erom wat er daar (wijst naar het circuit in Abu Dhabi) gebeurt. Alles wat er verder omheen draait, hoort er gewoon bij. En daar probeer je zo goed mogelijk mee om te gaan. Aan de andere kant: als je op het circuit presteert, wordt de rest natuurlijk ook allemaal wat gemakkelijker.” Toch wordt er niet alleen in een raceweekeinde veel van je gevraagd.
Max: “Ach, dat gaat redelijk automatisch.”
Jos: “Het hoort er nu eenmaal bij, Max gaat er vrij gemakkelijk mee om. Ik denk dat als hij moet kiezen, al die sociale media van hem misschien niet hoeven. Het draait om racen, de competitie op het circuit en het team. Maar er komt tegenwoordig meer bij kijken waar je rekening mee moet houden, ook privé. Met sociale media kan iedereen nu zijn zegje doen, dat was vroeger niet zo. Je moet gewoon heel erg goed opletten. Iedereen heeft tegenwoordig een telefoon: als je ergens bent, kan men een filmpje maken, dat op het net gooien en de hele wereld weet het meteen.”
Max: “Hoe ik daarmee omga? Door normaal te doen, geen gekke dingen. Niet dat dat het een groot probleem is, maar je moet er wel op letten. Ik kan niet in mijn onderbroek over straat gaan lopen.” Grijnst: “Het is niet zo dat ik dat wil doen, maar het zou niet kunnen.”
Jos: “Laat ik het zo zeggen: sociale media kunnen je carrière beschadigen.”
Max: “Al is het maar iets heel onschuldigs, een foto met een verkeerd iemand of zo… Het meeste op mijn kanalen gaat altijd over het racen, niet te veel persoonlijke dingen. Want het is mijn privéleven.”
Jos: “Je moet zelf de grenzen aangeven. En dat doet Max. Ik bemoei me niet met sociale media, maar ik volg het wel. Ik weet precies wat er geschreven wordt en door wie. Dat is ook een beetje mijn ding: beschermen wat er waar en niet waar is.”
Max: “Ik volg bijna niets op Twitter van Formule 1. Ik volg alleen maar andere dingen: voetbal, schaatsen…”
Jos: “Ik volg alleen Formule 1.”
Max: “Ik wil juist bewust andere zaken volgen, bijvoorbeeld over nieuwe dingen die uitkomen voor het simracen. Dat vind ik veel leuker om te lezen dan iets over Formule 1 wat ik toch al weet.”
Jos: “Ik ben benieuwd hoe journalisten schrijven, dingen zien en noem maar op.”
Max: “Ik moet me gewoon bezighouden met goed rijden en het team. Wat er daarbuiten gebeurt, moet mij niet te veel interesseren. Natuurlijk, als je er wat meer buiten staat, is het goed om te lezen hoe iedereen over je denkt, maar op dit moment in je carrière heb je dat totaal niet nodig.”
Jos: “Het is ook beetje mijn rol, Max weet wat hij moet doen. We houden jou trouwens ook in de gaten, haha.”
Max doet er een schepje bovenop: “Iedereen wordt in de gaten gehouden en anders wordt er meteen op een knopje gedrukt.”
Jos: ‘Zonder gekheid: Max moet zich helemaal niet met dat soort zaken bezighouden, dat is niet zijn ding. Raymond (Vermeulen, zijn manager, red.) en ik houden alles in de gaten en houden de Max uit de wind: hij hoeft alleen maar gas te geven.” Er volgt een kort intermezzo dat het gesprek een andere wending geeft. Ik heb een vraag in mijn schrijfboekje staan, maar kan het handschrift niet lezen. Tot grote hilariteit van Max Verstappen, die dat euvel herkent en met een anekdote begeleidt. Max: “Dat had ik vroeger ook altijd als ik moest studeren. Dan kon ik mijn eigen handschrift met die hanenpoten niet meer lezen. Niemand kon het ontcijferen, had je altijd een tien.”
Jos: “Vroeger moest Max op school altijd een soort van agenda maken.”
Max: “Klopt, een soort weekagenda. Daarin moest je alle lessen opschrijven, met alle onderwerpen en vakken. Maar als je je misdragen had, schreven ze dat er ook in.”
Jos: “Als ouder moest je dat wekelijks ondertekenen. Maar het interesseerde mij eigenlijk niet zo heel veel. Dus zei ik: weet je wat, ik onderteken ook alvast voor de rest van het jaar.”
Max schatert: “Was ik dus net een paar weken bezig met school, stond mijn hele agenda al vol met de handtekening van mijn vader.”
Jos: “Zo liet ik er eigenlijk mee zien dat ik het wel goed vond.” Uiteindelijk is Max nog vrij goed terechtgekomen.
Max: “Ja. Maar weet je, dat was voor mij ook een motivatie. Ik vond school niet erg leuk, vond het niet fijn om op een stoel te zitten en naar een bord te kijken. Natuurlijk heb je school en het leerwerk allemaal nodig. Maar Formule 1 was ook een doel, omdat ik – om het zo maar even te zeggen – niks met school te maken wilde hebben. Het was een extra drijfveer om het juist goed te doen met karten. Gelukkig heb ik school niet nodig gehad.”
Jos: “Ik ben ook met mijn zestiende van school gegaan.”
Max: “Het ligt er ook aan waar je goed in bent, hè. Voor sommige beroepen heb je de school gewoon echt nodig. Voor racen gelukkig niet.”
Jos: “Ik denk dat we niet helemaal gek waren. Als Max niet het talent gehad had, en als ik dat niet gezien had, had ik hem bij wijze van spreken naar school geschopt. Maar ik wist wel dat er iets ging gebeuren in de autosport. Ik tolereerde het daarom niet alleen, ik stimuleerde het juist, haha. Max stond een uur van tevoren al klaar buiten de school als we ergens naartoe moesten.”
Max: “Ja, even naar de wc. En dan kwam ik niet meer terug naar de les. Nee hoor: elke vrijdag om kwart over drie waren we uit school en dan gingen we meteen in de bus naar Italië. Mijn vader had de spullen allemaal al in de bus gelegd. Een paar onderbroeken mee en dan, hup, vol gas naar Italië. Zondag in de namiddag gingen we dan vol gas weer naar huis, waren we om drie, vier uur ’s nachts weer thuis.”
Jos: “Je zat toen in Sittard op school. Maar dat ging niet.”
Max: “Dat was geen succes, nee.”
Jos: “Hij moest daar alle gemiste lessen inhalen. Toe heb ik gezegd: we gaan terug naar België. Daar vonden we een privélerares. We spraken af: we komen wanneer Max er is.”
Max: “Eén-op-één les was een stuk efficiënter. Dat ging zoveel beter.”
Jos: “Hij ging een dag in de week naar school. Het was onze redding: zo konden we overal rijden.”
Max: “Met de privélerares deed ik in een dagdeel waar je op school normaal een week over deed.”
Jos: “We hebben Max twee weken naar de lerares gestuurd en de rest van het jaar niet meer.”
Max: “Haha. Nee hoor.”
Jos: “Het ging zoals het uitkwam.” Max, ik zeg altijd: jij bent door je vader als coureur academisch geschoold. Vanaf je zesde leid je eigenlijk een topsportleven.
Max: “Niet vanaf mijn zesde. Vanaf mijn elfde, twaalfde, toen ik internationaal ging rijden.”
Jos: “Je zag vanaf het moment dat hij competitie reed, dat hij wat anders was dan de mannetjes om hem heen. Waaraan je dat ziet? Aan alles, gewoon alles: de drive, de manier waarop hij reed, de gedrevenheid. Laten we het zo zeggen: in de eerste drie jaar van competitie in de Benelux won Max van de eerste zestig wedstrijden er 59 en werd hij een keer derde. Max won altijd. En je zag het ook aan de manier waarop. Weet je, we waren volgens de anderen altijd illegaal bezig. Maar dan was Max illegaal, want hij was zoveel beter dan de rest. We hadden het gewoon heel goed voor elkaar, waren veel professioneler dan de anderen. En hij was gewoon beter.” Wat maakt hem in jouw ogen nou zo goed?
Jos: “Max heeft talent, is een winnaar. Het zit in gevoel, talent, inzicht, gedrevenheid, karakter… Het is niet één ding. Zeker op dit niveau moet alles kloppen.”
Max: “Het ligt er, denk ik, aan hoe je als persoon bent. Kun je gemakkelijk met druk omgaan of misschien wat moeilijker? Sommige coureurs hijgen tijdens de wedstrijd de hele boordradio bij elkaar. Ze hebben een hartslag van 160, 170, 180 of weet ik veel… Die van mij is iets van 120 of zo. Ik maak me wat minder druk, rijd redelijk relaxed, vind ik.”
Jos: “Dat komt ook omdat hij veel vertrouwen in zichzelf heeft.”
Max: “Ik doe dit al van jongs af aan. Karting of Formule 1: de basis is hetzelfde. Natuurlijk verfijn je dat over de jaren en komt er steeds meer bij kijken. Maar in principe is het hetzelfde.”
Jos: “Of je nou een kartwedstrijd rijdt of Formule 1, het komt allemaal heel dicht bij elkaar. Het is hem met de paplepel ingegoten.”
Max: “Ik vond karten heel leuk. Als je vijf jaar oud bent, kun je niet zeggen dat Formule 1 je doel is. Maar zeker vanaf je tiende, als je veel Formule 1 op televisie kijkt, dan is dat wel wat je wilt. Absoluut. Dan hoor je heel vaak het Duitse volkslied met Vettel. Toen dacht ik: daar moet ook maar eens een einde aan komen. Nee, even serieus: er moest in ieder geval ook eens een ander volkslied komen. Op gegeven moment zie je dat en denk je: daar wil ik ook staan, ik wil ook winnen. Dat is wel het ultieme doel.”
Jos: “En opeens staat hij daar dan. Dat is toch wel ongelofelijk. Zeven jaar later heeft Max de rol van Vettel eigenlijk overgenomen.” Max, hoe voelt het om op het podium te staan. Blijft het bijzonder?
Max: “De allereerste overwinning in Barcelona gaf me de meeste emotie. Kijk, die overwinning onlangs in Brazilië was natuurlijk mooi: je staat op het podium. Maar je hebt het al een paar keer meegemaakt. Het blijft uiteraard heel mooi en ik ben ook blij, maar bij de allereerste ga je meteen terug in de tijd. Dan denk je aan al die jaren, wat je er voor over hebt moeten hebben. En als het dan uitkomt… Heel vaak ga je naar de Formule 1 en dan win je niet meer. Als dat dan in het tweede seizoen al lukt, met die overstap van Toro Rosso en dat hele verhaal erachter: dat was ongelofelijk. Ik ben niet heel emotioneel, denk ik. Maar in Barcelona zat ik dicht tegen tranen aan.”
Jos: “Ik zat er zeker tegenaan.”
Max: “En je had een bloedneus.”
Jos: “Ik weet het nog precies. Ik zat samen met Raymond in dat hokje van hem in het motorhome te kijken van: het zal toch niet gebeuren… Het was zo spannend! Als je die beelden nu weer terugziet, krijg ik er nog kippenvel van.”
Max: “Ik ook. Jawel. Ik krijg sowieso kippenvel van mooie momenten, mooie races. Vooral van die laatste paar ronden in Barcelona. Als ik de beelden nu zo snel even terugkijk: kippenvel. Want dit is waar je het uiteindelijk voor doet. En ook voor het kampioenschap, natuurlijk. De overwinning in Barcelona was het tweede doel: het eerste was Formule 1, de tweede een overwinning, de derde is het wereldkampioenschap. Maar daar moet je ook wat geluk bij hebben.”
Jos: “Je moet op het juiste moment op de juiste plek zijn. Dat heb je niet altijd in de hand. Je bent afhankelijk van heel veel dingen. Maar we hebben het doel en we hebben nog een paar jaartjes.”
Max, met een stalen gezicht: “Nog vijf. Dan stoppen we ermee.” Er volgt een lachsalvo. Max, hoe zou jij je band met je vader willen omschrijven?
Max: “We hebben zoveel met elkaar meegemaakt. Niemand zal ooit ook maar in de buurt kunnen komen, zo sterk is die band. Je begrijpt elkaar, snapt meteen waar de ander het over heeft.”
Jos: “We hoeven alleen maar naar elkaar te kijken.”
Max: “Dan weet je meteen wat er aan de hand is.” Lacht: “In alle opzichten.”
Jos: “Hij ziet aan mij wanneer ik blij ben, of wanneer ik niet blij ben.”
Max: “Al is dat nu natuurlijk een stuk relaxter. Kijk, met karten was het doel Formule 1. Daar moest alles voor gedaan worden. En als het wat tegenzat, dan kon er wel eens een scheldpartij doorheen komen. Dat is nu natuurlijk veel minder.”
Jos: “Dat kan ook niet meer. Max is jong, heeft een eigen karakter. Of hij sterker is dan ik? Nou…”
Max: “Ik heb meer uithoudingsvermogen.”
Jos: “Als het langer duurt dan twee minuten, is hij wel sterker. Maar die eerste twee minuten heeft hij nog aan kwaaie aan mij.”
Max: “Het is het gewicht dat ik moet optillen, hè.”
Jos: “Hij rent eerst twee minuten weg en dan… Nee, zover komt het uiteraard niet. We hebben zoveel meegemaakt, alles is nu veel relaxter.”
Max: “Voor mij is dit de perfecte vader-zoonrelatie. Ik weet niet beter.”
Jos: “Het leuke is ook dat we alles bespreken.”
Max: “Qua racen bespreken we alles, dat kunnen we ook van elkaar hebben. Maar we hebben het ook over andere dingen. Als ik iets in elkaar moet knutselen, vraag ik dat aan hem.”
Jos: “Ik ben hier niet om hem alleen maar af te zeiken, natuurlijk. We hebben een doel, dezelfde missie.” Is er in de Formule 1 iets wat meteen mag worden afgeschaft?
Jos, provocerend: “Journalisten.”
Max: “De donderdag… Maar ik weet dat het erbij hoort. Alle aandacht heeft de Formule 1 ook groot gemaakt. Ik vind alles wel prima, als ik ook maar wat vrije tijd heb. Ik zou graag wat meer in de auto testen en minder op de simulator. Ik zit thuis veel op de simulator, maar ik vind het leuker in een echte auto op het circuit te rijden. Misschien moet er niet zoveel getest worden als vroeger, maar een paar dagen tussendoor. Maar ja, als je naar 25 races wilt, dan gaat dat nooit lukken. Dat wordt wel heel veel, het is nu al veel.”
Jos: “Het is nu al bijna niet vol te houden. Dat reizen is zo zwaar.”
Max: “Het breekt je op, hè.”
Jos: “Je zit lang in vliegtuigen met al die lucht die wordt rondgepompt. Ik stap heel vaak ziek uit een vliegtuig, vind dat niet het fijnste om te doen.” Max, ik weet dat je jezelf geen ster voelt, maar dat ben je natuurlijk wel. Vind je dat vervelend?
Max: “Het heeft zijn voor-en nadelen. Je wordt wat meer herkend, vooral in Nederland. Maar ik maak me er over het algemeen niet zo druk om. Ik doe gewoon mijn ding als ik thuis ben, hoor.”
Jos: “Je kunt je ook geen dingen ontzeggen.”
Max: “Nee, je moet je niet thuis opsluiten.”
Jos: “Je moet er gewoon mee omgaan. Ik ben blij dat híj het nu heeft. Als ik bij hem ben, moeten ze gelukkig Max hebben. Ik heb het vroeger zelf ook gehad, alleen in andere mate.”
Max: “Ik hoop alleen dat als ik eenmaal stop, het dan ook klaar is. Maar dat zal wel niet zo zijn… Ga ik met een pruik op lopen.” Jos: “Ik vind je haar nu al redelijk lang.”
Max: “Ik laat het dan nog langer groeien: rode haren, masker op, beetje gek doen.”
Jos: “Ik kijk ernaar uit.” Zijn er dingen waar jij je echt heel druk om maakt?
Max: “Nee, weinig. Echt heel weinig. Dat heb ik altijd gehad. Ik denk dat mijn vader zich tijdens karten wel eens zorgen heeft gemaakt dat ik me zo weinig druk maakte om dingen.” Jos: “Het kwam soms wat nonchalant over.”
Max: “Ik zei dan: we zien het wel.”
Jos: “En opeens was het er en deed hij het. Dat is ook Max’ kracht.” Een voorbeeld?
Max: “Mijn vader zei dat ik bij de test in de formule-auto’s alles moest opschrijven: waar je remt en zo. Dat heb ik twee, drie tests gedaan. Maar ik vind het zo irritant om alles op te schrijven. Ik weet het niet, maar ik kan gewoon goed in mijn hoofd onthouden waar ik moet remmen en waar ik moet insturen. Op een gegeven moment dacht ik: laat maar zitten. En als ik het niet weet, dan rijd ik gewoon een rondje en weet ik het wel. Iedereen heeft zijn eigen werkwijze. Dingen opschrijven of foto’s… Pff! Ik doe ook geen trackwalk. Dat doe ik wel in mijn installatierondje, dan rijd ik wat rustiger.”
Jos: “Op een gegeven moment ken je het circuit en weet je wat je moet doen.”
Max: “Misschien benader ik het wat gemakkelijker.”
Jos: “Hij maakt zich er niet druk over en dat is misschien ook wel zijn kracht, daarom gaat het hem misschien makkelijker af. En ik denk ook: hij heeft zoveel talent, hij compenseert dat wel. Bij een test in de Formule Renault zat hij in het begin meer achter de computer dan in de auto, weet je dat nog Max? Toen had ik zoiets van: hij moet eens meer rijden in plaats van naar al die klotendata kijken. Ik ben wat dat betreft wat meer ouderwets. Gewoon rijden, daar leer je van.”
Max: “Ik zei op bepaald moment ook: jongens, we kunnen hier wel op die remcurve gaan kijken, maar hier kan ik het niet veranderen. Laten we maar gaan rijden. Uiteindelijk leer je door te doen, niet door te kijken.”
Jos: “Als ik data zie, dan heb ik na vijf minuten genoeg gezien en wil ik de auto weer in.”
Max: “Toen ik net in de autosport kwam, moest je ook leren naar data te kijken. Met karten keek ik wel, maar gelimiteerd. Dat is nog steeds zo: ik doe mijn laptop open en kijk een keer: o ja… Soms kijk in een weekend niet eens. Je weet met je engineer: ik heb dit en dit nodig. Je hoeft niet eens naar data te kijken om te weten wat je nodig hebt, snap je? Het is gewoon je gevoel. Je moet alleen wel weten wat data zijn. Daarom waren die testdagen ook zo belangrijk: om te leren kijken en begrijpen wat data echt betekenen.” Jos, herken jij veel van jezelf in Max?
Jos: “Ik moet zeggen dat de appel qua karakter niet ver van de boom valt. Alleen is het nu wat professioneler.”
Max: “Ik heb van jongs af aan een betere begeleiding gehad.”
Jos: “Ik zie heel van mij in hem, vooral de drive. Toen Max echt jong was, denk ik dat hij af en toe heeft gedacht: die spoort niet, haha.”
Max: “Ik werd de hele tijd overal bij betrokken en de andere jongens waren wat meer aan het spelen. Ik moest er de hele tijd bijblijven en kijken. Maar dat heeft mij natuurlijk wel enorm geholpen, dan loop je zoveel voor op de anderen.”
Jos: “Waar je mee omgaat, word je besmet. Dat heeft hij onbewust echt wel opgepakt.”
Max: “Met motoren en tunen. Kijk, hij probeerde de hele tijd die motoren beter te maken. Ik persoonlijk heb niks met tunen, je moet mij niet dat ding geven om de cilinder aan te passen, want dan ligt-ie doormidden. Maar je moet wel een beetje weten waar het om gaat.”
Jos: “Max is wel een baas, hoor. Als hij de helm op heeft, draait het alleen om winnen. Dat is eigenlijk waarom wij het altijd gedaan hebben.”
Max: “En er niet omheen draaien, hè: als iets fout gaat, gaat het fout en als het goed gaat, gaat het goed. Veel mensen kunnen er een heel verhaal over ophangen, maar het is goed of slecht. Mijn vader was redelijk extreem bij mij. Als het goed was, was het goed en als het slecht was, dan merkte ik dat ook.”
Jos: “Ik ken mijzelf. Op een gegeven moment heb ik er een monteur tussengezet, zeg maar. Ik ging vroeger altijd met Max in het parc fermé. Toen heb ik er een monteur tussengezet die ik vertrouwde. Ik ging aan de andere kant van het circuit zitten.” Lacht: “Dan was ik al een beetje afgekoeld als ik in het parc fermé kwam. Max is niet anders: als de race is afgelopen, komt de stoom hem soms uit de oren.”
Max: “Ja, dan moeten we even stoom afblazen. Wat ik ook wel heel goed van mijn vader vond: ik mocht van hem nooit met spullen gooien. Bijvoorbeeld met een helm of zo.”
Jos: “Je moet respect hebben voor het materiaal. Weet je, ik heb ooit een keer een jongetje gehad dat voor mij reed en met iets gooide.”
Max haakt in: “Met een spuitbus. Ik zat naast je toen hij dat deed.”
Jos: “Hoe oud was je toen? Vier, vijf?”
Max: “Vijf. Die jongen was pissig. Mijn vader had commentaar op hem en toen gooide hij dus die spuitbus in de stoel. Mijn vader pakte een bougiesleutel en…
Jos: “Nee, ik pakte die spuitbus en gooide hem naar die jongen terug. Hij moest echt duiken, nietwaar Max?”
Max: “Ja, ik dacht gelijk: oké…”
Jos: “Die jongen weet het nog precies. Het was echt een rotzak, voor iedereen. Bij ons had hij er spijt van, was heel netjes. Of niet, Max?”
Max: “Ja, ja.”
Jos: “Zijn vader kwam naar me toe en zei: als je hem een schop onder de kont moet geven, dan mag dat. Dat heb ik nooit hoeven doen, want hij had respect voor ons. Jongens bij ons moesten luisteren: ik tolereerde niet dat ze niet luisterden. Met je eigen zoon ga je daar anders mee om, maar Max en ik wisten wat we aan elkaar hadden, wat we van elkaar verlangden. Max verlangt dat nu ook van zijn engineers.”
Max: “Je moet het met volle inzet doen, alles maximaal. Als ik zie dat iets half gebeurt, daar kan ik niet tegen.”
Jos: “Hij verwacht het maximale van iedereen, ook van Newey (Red Bulls ontwerper, red). Want hij wil winnen.”
Max: “Wanneer ik zie dat er niet een volledige inzet is, dan moet dat wel worden gezegd. Al moet ik erbij zeggen dat bij ons team iedereen er vol voor gaat.”
Jos: “Bij Red Bull hoeft hij dat niet te zeggen.”
Max: “Nee, gelukkig niet.”
Jos: “Maar ergens anders is het wel voorgekomen. Kijk, Red Bull verwacht alles van hem, dan mag hij ook iets verwachten.” Wat waardeer jij in je vader, Max?
Max: “Wat hij in zijn carrière allemaal voor mij heeft gedaan, is natuurlijk ongelofelijk. Daar kan ik hem nooit genoeg voor bedanken. Ik zou niet weten wie dat anders op deze wereld heeft gedaan. Ik zou het echt niet weten. Het was zo extreem, met alles. Natuurlijk zijn er genoeg vaders die ook heel veel voor hun kind hebben gedaan. Maar zo intensief? Al die ritjes naar Italië, mijn karts opbouwen en afbreken als ze plat waren, mijn motoren tunen, de onderdelen… Ik kan het niet eens allemaal opnoemen. Hij reed naar Italië om een nieuw onderdeel op te halen of af te leveren om het te laten maken… Alle ideeën, de testbankuren: niemand komt, denk ik, ook maar in de buurt.”
Jos: “Max was mijn levensproject, ja. Ik wilde met hem winnen, kampioen worden. We hadden samen een doel.”
Max: “Eén van de allermooiste momenten buiten die overwinning in Spanje was met het wereldkampioenschap in de KZ. Die was zo mooi.”
Jos: “Mijn carrière interesseert me eigenlijk helemaal niet, daar wil ik het niet eens meer over hebben. Ik vond de tijd met Max in het karting al veel leuker dan mijn eigen carrière. Maar ik denk dat wanneer je zoiets met je eigen kind kunt bereiken, dat veel intenser is dan wanneer je het voor jezelf doet. Laat ik het zo zeggen: ik heb meer voor Max’ carrière gedaan dan voor mijn eigen carrière. Oók omdat hij de kansen ervoor had. Bij mij was het na het eerste jaar eigenlijk wel een beetje over. Of Max afmaakt waar ik ooit begon? De fouten die ik heb gemaakt – en ik heb fouten gemaakt – moest ik maken, wilde ik weten wat het was. Nou, daar heb ik Max voor willen behoeden. Door mijn carrière heb ik hem zijn karting kunnen geven. Het was echt voorbestemd, André.
Max: “Ja, anders hadden we niet kunnen karten.” Veel mensen claimen jullie succes.
Max: “Er zijn alleen maar heel weinig mensen die ook maar iets kunnen claimen. Mijn vader voor 98, 99 procent. En dan nog de familie Pex.”
Jos: “Het is een kleine cirkel. Als je al het werk in je uppie moet doen in de werkplaats, is dat gewoon lastig. Je hebt iemand nodig om over bepaalde dingen te praten. Twee weten meer dan één, zo ga je ook weer een stapje verder. Richard (Pex) was er ook altijd.”
Max: “Zijn zoon kartte ook, we gingen vaak samen testen.”
Jos: “Het team dat je eromheen creëert, hebben we zo opgezet dat het voor ons het beste was. Laat ik het zo zeggen: ik weet nog toen Max bijna vijf was, hadden mijn vader en ik een kartteam. Ik was ik altijd in de weer om iedereen te helpen. Max nam ik altijd mee. Je moest zijn motortje aantrekken, dan ging hij rijden. Vervolgens rende ik terug om te gaan sleutelen voor die andere jongens. Op een gegeven moment zat ik onder een kart de motor vast te maken en vroeg ik me af: wat ben ik hier nou eigenlijk aan het doen? Ik ben voor andere jongens aan het sleutelen, terwijl mijn eigen zoon daar op het circuit rondjes rijdt en ik niet eens kijk. Ik heb daarop alles uit mijn handen laten vallen, ben naar Max gaan kijken op het circuit. Dat was voor mij de druppel. Op het einde van de dag zei ik tegen mijn vader: ‘Pap, ik stop ermee. Ik ga met Max verder en niet meer voor anderen sleutelen.’ Aan het einde van dat jaar hebben we het team opgedoekt en heb ik een andere bus gekocht.”
Max: “Een Volkswagen, met zo’n lange pook.”
Jos: “Vanaf dat moment ben ik alleen met hem aan de slag gegaan.” De start van een academische opleiding. Voordeel is dat je veel van motoren en tunen weet.
Jos: “Tunen deed ik al toen ik 17 was, dat heb ik geleerd van Peter de Bruijn en Paul Lemmens. Ik was altijd aan het kijken en geïnteresseerd in motoren. Op mijn achtste was ik altijd al met brommers aan het sleutelen.”
Max: “Ik heb dat dus helemaal niet, hè.”
Jos gaat onverstoorbaar verder: “Mijn opa had op het kamp een sloperij. Daar had ik crossbrommers. We kregen van de Dienst der Domeinen allemaal cilinders die in beslag waren genomen.”
Max interrumpeert: “Misschien is het een andere generatie, maar ik heb dat dus met simulators. Komt er een nieuw stuurtje uit, dan wil ik dat graag hebben. Daar weet ik dan weer alles van: over pedalen die een andere vorm hebben. Ik heb mijn ideeën en die probeer ik over te brengen aan de fabrikant: ik wil het graag zo en zo hebben. Mijn pedalen hebben thuis ongeveer dezelfde vorm als die ik in de auto heb, met van die lipjes en zo.”
Jos: “Max is van een andere generatie. Het heeft ook zo moeten zijn, André. Ik was handig met mijn handen en motoren, daardoor kon ik hem helpen. We waren niet afhankelijk van die Italianen: dan kreeg je een goede motor en de volgende race zat die er bij een Italiaanse coureur in. Dat wilde ik niet, ik wilde het zelf in de hand houden. En dat hebben we gedaan. Eigenlijk is het een heel mooi verhaal, als je het zo bekijkt.”
Max: “Maar ook buiten dat, het karten: we hadden thuis van alles staan. Quads, geschakeld en automaat, pocketbikes, crossmotoren. We hadden van alles. En als het regende, maakten we met vrienden de hele binnenplaats nat met zeep erop en was het glibberen en glijden. Of in de sneeuw: dan ging je daar glijden, leerde je remmen. Vervolgens kwam mijn vader, reed een rondje en die ging dan weer een seconde harder… Hadden we de hele dag om naar die tijd toe te rijden. Altijd was er competitie met de jongens van Pex.” Het klinkt als een onbezorgde jeugd.
Max: “Het was niet altijd lachen, gieren en brullen. Er waren momenten dat het tegenzat of we wel eens scholden. Maar dat hoort erbij, daar leer je óók van. Het is een heel belangrijke en goede leerschool geweest.”
Jos: “Het was ook geen strafkamp, of zo. Ik heb het voor hem gedaan, maar ook voor mijzelf. Want ik vond het net zo leuk. Als Max won, was ik net zo trots.” Jullie hebben het, kortom, helemaal voor elkaar.
Jos: “Max heeft de rust thuis, heeft het leuk met zijn vriendin. Hij hoeft zich alleen maar druk te maken om de raceauto en het circuit. Raymond en ik proberen zo veel mogelijk bij hem weg te houden. Natuurlijk, alle beslissingen gaan via Max. Hij heeft altijd de laatste stem. Ons teampje, Max, Raymond en ik, functioneert heel goed.”
Max: “Je moet iedereen kunnen vertrouwen.” Omdat er veel mensen op jouw succes afkomen?
Max: “Dat heb je snel door, daar heb ik wel een antenne voor.”
Jos: “Alles wordt besproken, we praten veel met elkaar.”
Max: “En als je het ergens niet mee eens bent, dan zeggen we dat ook tegen elkaar. We zijn heel open.”
Jos: “Het is allemaal goed gestructureerd.” z
Gerelateerd nieuws
‘Subjectief, maar een feit: Max Verstappen is de beste aller tijden’
22 december 2024 22:48 - Column
Max Verstappen blikt terug: ‘Er is trammelant in het team geweest, honderd procent’
22 december 2024 16:19 - Nieuws
Het grote Jos Verstappen-interview (deel 2): ‘FIA moet stapje bijzetten qua professionaliteit’
22 december 2024 11:00 - Nieuws