Het startnummer: 18
Mischa Bijenhof
18 januari 2018
In de rubriek ‘het startnummer’ pakt Formule 1 voor elke dag van de maand januari het bijbehorende startnummer erbij. Aan de hand daarvan diepen we herinneringen op en/of laten we onze gedachten de vrije loop over bijbehorende coureurs, teams en momenten
Vandaag: nummer achttien. Jos Verstappen reed ermee gedurende het seizoen 1997, Thierry Boutsen gebruikte het tussen 1984 en 1986 bij Arrows en Tiago Monteiro reed al zijn 37 Grands Prix met nummer achttien. Maar de nummer achttien die we op achttien januari uitlichten voerde het startnummer maar één keer, en wel in zijn eerste en enige Grand Prix.
A jack off all trades, a master of none. Joseph Theodule Schlesser was een allround autocoureur die alles disciplines beheerste maar nergens in uitblonk. In 1952 begon hij met rally’s maar al snel stapte Schlesser over naar de circuits. In langeafstandsraces toonde de uit Liouville in het Noorden van Frankrijk afkomstige Schlesser zich een redelijk snelle, maar tamelijk onstuimige coureur. Vanaf het begin van de jaren zestig waagde hij zich aan Formule 2-races, overigens zonder al te veel succes. Ook op Le Mans was Schlesser geen medaillekandidaat, ondanks optredens bij gerenommeerde teams als NART- de Amerikaanse Ferrari-importeur – en het fabrieksteam van Ford. Zeven deelnames, zeven uitvalbeurten.
Hoewel hij altijd wel ergens een zitje wist te bemachtigen, kwam de carrière van Jo Schlesser niet echt uit de verf. Zijn deelnames aan de Grands Prix van Duitsland van 1966 en 1967 zijn een voetnoot in de Grand Prix-geschiedenis, want Schlesser reed als veldvulling mee in een van de Formule 2-auto’s die de organisatie in die jaren liet opdraven om de startgrid vol te krijgen. Een echte Formule 1-kans bleef uit.
Tot het weekend van 7 juli 1968. Honda was present om zijn nieuwe RA302 te laten debuteren op Rouen-les-Essarts. De auto was op vele vlakken revolutionair: zo was de motor luchtgekoeld en bestond het chassis voor een deel uit het ultralichte magnesium. Fabrieksrijder John Surtees zag er geen heil in. Tijdens een test op Silverstone bleef de motor oververhitten, en bovendien vond Surtees de wegligging van de auto onvoorspelbaar. Niet raceklaar, luidde zijn oordeel.
Maar Honda had andere plannen. Als Surtees de RA302 niet wilde besturen, dan maar iemand anders. Een vervanger was snel gevonden in Jo Schlesser, die op zijn veertigste wel oren had naar een Grand Prix-debuut. Terwijl Surtees in de oude Honda de zevende startplaats bemachtigde, kwalificeerde Schlesser zich op de laatste rij, op 8,4 seconden van de poletijd van Brabham-coureur Jochen Rindt. Een sportief succes zou het allicht niet worden voor de onervaren Fransman in de ingewikkelde auto, maar in elk geval had Schlesser eindelijk zijn plekje in de Formule 1, al was het dan achteraan.
Kort na de start van de race vielen de eerste regendruppels. Schlesser in de oorverdovende Honda sloot de gelederen, met alleen de slecht gestarte Jo Siffert en de in de eerste ronde gespinde Johnny Servoz-Gavin achter zich aan. Zij waren het die in de Virage du Nouveau-Monda plotseling een zwarte rookkolom zagen opstijgen. Het was de Honda van Schlesser, die in de snelle rechterbocht de macht over het stuur was verloren, waarbij hij over de kop sloeg en ruggelings tegen de afrastering te pletter sloeg. De benzine spoot uit de nog volle tanks, Schlesser moet – als hij de klap al overleefd had – binnen enkele seconden dood zijn geweest.
Door het magnesium dat in de Honda was verwerkt, bleek het wrak nauwelijks te blussen; brandweermannen deisden terug voor de vonkenregen die van het inferno spatte. Jo Schlesser kans om eindelijk Grand Prix-coureur te worden betekende zijn noodlot.
Uit respect voor Schlesser gaf Guy Ligier, die met zijn betreurde landgenoot bevriend was, zijn auto’s de typeaanduiding JS.