De door de achterdeur uit de Formule 1 verdwenen Marcus Ericsson heeft de Indy 500 – het hoofdnummer van het Indycar-seizoen en één van de grootste races ter wereld – gewonnen. De Nederlander Rinus van Kalmthout crashte, mogelijk door een technisch defect, uit de race.

97 Grands Prix reed Marcus Ericsson tussen 2014 en 2018 in de Formule 1. Zijn opvallendste wapenfeit, behalve dat hij tijdens een fietstocht in Thailand tot botsing kwam met een kip? Een achtste plek in de Grand Prix van Australië van 2015 voor Sauber, tijdens hetzelfde weekend waarin de rechtszaak tussen dat team en Giedo van der Garde diende. Zijn beste startplek was een zesde plaats in Brazilië 2018, al kon hij er niet lang van genieten: Ericsson reed onderweg naar de grid schade en was kansloos in de race.

In zijn 97 Grands Prix verzamelde Ericsson 18 punten. Eind 2018 zat het erop in de koningsklasse. De Zweedse geldschieters die hem naar de Formule 1 hadden gebracht en Sauber van een faillissementsdood redden, bedankten hem op voorspraak van de nieuw teambaas Frédéric Vasseur voor bewezen diensten. Kimi Räikkönen, de wereldkampioen van 2007, wilde wel bij zijn eerste liefde Sauber afbouwen. Een mooie aanwinst. Publicitair een win-win en – toen nog wel – een upgrade. Het andere zitje was voor een Ferrari-junior gereserveerd. Door de achterdeur vertrok Ericsson naar Amerika.

Chocolademelk

De Zweedse miljardairs, daaronder de rijke Rausing-familie en de oprichters van modehuis H&M, bleven achter hem staan. Ook na een niet bijster indrukwekkend debuutjaar bij Arrow Schmidt Peterson, waar toen McLaren daar instapte ook geen plek meer voor de coureur uit Kumla was. De beurs werd weer getrokken, het einde van het Amerikaanse avontuur afgewend. Ericsson en zijn Zweedse kronen kwamen bij Ganassi uit, waar de auto met nummer 8 werd ondergestickerd door het avontuurlijke chocolademelkmerk (ja, dat is een ding) Huski Chocolate.
(tekst loopt door onder de foto)

Ericsson stapt in zijn bolide.

Met de #8 Huski Chocolate Ganassi Honda, zoals dat dan in Amerika heet, viel Ericsson ook in 2020 amper op. Het chocolademelkgeld bleef echter stromen – en in 2021 kwam de doorbraak. Ericsson was inmiddels gewend aan de Indycars, had het Amerikaanse racen in zijn hart gesloten. ‘Indycar is meer old school’, vertelde de coureur die in de Formule 1 nog eens met een helm van streekgenoot Ronnie Peterson reed, FORMULE 1 Magazine in 2021 in een podcast. Op ovals was hij ook dol. ‘Ik hou van snelle bochten, en ovals bestaan eigenlijk alleen maar uit snelle bochten’.

Podcast: Marcus Ericsson: ‘Indycar is meer old school dan de Formule 1’

Op zijn eerste Indycar-zege wachtte hij nog wel. ‘Misschien komt die wel op Indy, hoe mooi zou dat zijn?’, vroeg hij zich hardop af. Die eerste overwinning kwam echter niet op Indy, want die kwam in 2021 in de straten van Detroit – de race ná de Indy 500. De tweede volgde niet veel later, in Nashville. Ericsson ontpopte zich ook tot toonbeeld van regelmaat, met tussen toen en nu twaalf toptienresultaten in vijftien races tijd. Een prestatie op zich in de zo onvoorspelbare Indycars. Ericsson, de laatbloeier, de coureur die ook bij Ganassi niet in de spotlight staat naar sterren als Scott Dixon en Alex Palou, is zo toch een belangrijke speler geworden bij dat topteam en in de Indycars.

Eindsprint

Op race day dit jaar viel Ericsson aanvankelijk weer niet bijzonder op. Oké, hij startte keurig als vijfde, maar aanvankelijk ging het toch gewoon tussen teamgenoot Dixon en McLarens Pato O’Ward en Felix Rosenqvist, nog zo’n stille Zweed. Ericsson zat zelf op het vinkentouw, maar sloeg toe toen Dixon uit de running was nadat hij een drive-through oppakte voor te snel rijden door de pits. In ronde 181 van de 200 meldde hij zich pas echt aan het front, maar maakte gelijk indruk door O’Ward te grazen te nemen.
(tekst loopt door onder de foto)

Ericsson in actie in de #8 Huski Chocolate Ganassi Honda tijdens een training voor de Indy 500.

Ericsson sloeg daarna een gat met een enorme eindsprint, maar een late herstart na een crash van teamgenoot Jimmie Johnson – de NASCAR-legende die veel aandacht krijgt, maar weinig indruk maakt – maakte het nog spannend. Met een stukje Scandinavische cool hield hij zijn hoofd echter koel, slingerde O’Ward uit zijn slipstream en kwam – uiteindelijk onder geel na nog een neutralisatie in de laatste ronde – winnend over de streep.

Stille Zweed als stralend middelpunt

“Ik kan dit niet geloven!”, is Ericsson nu eens het stralende middelpunt. “Je kan in deze sport nooit iets voor lief nemen. Er kan altijd iets gebeuren. Ik wist echter dat de auto geweldig was. Het team heeft het super gedaan. Ik wist dat de Huski Chocolate-auto snel genoeg was”, moet hij dat naar goed (en in zijn geval ingeburgerd) Amerikaans gebruik toch noemen. “Ik moest alles doen om de jongens achter me af te schudden. Ik ben zo blij.”

Uiteraard dacht Ericsson na de finish aan zijn familie, vriendin, team, manager en co.. “En aan Finn Rausing, die me al mijn hele carrière steunt en er hier ook bij is.” Ericsson dronk als winnaar overigens, zoals traditie is op Indy, wel ‘gewoon’ een fles melk. Dat hij geen flesje chocolademelk had klaarstaan, is marketingtechnisch toch een gemiste kans voor Huski Chocolate. Al legt Huski Chocolate als het slim is alsnog snel een speciaal Indy-flesje in de schappen.

Lees ook: Ericsson: ‘In de Formule 1 ben je wat egoïstischer’

Van Kalmthout

Achter Ericsson finishte O’Ward als tweede in de 106e Indy 500, voor oudgediende Tony Kanaan. Rosenqvist kwam als vierde over de Brickyard, voor Alexander Rossi, de winnaar van 2016. Dixon eindigde na zijn straf voor te snel rijden in de pits als 21e. Rinus van Kalmthout was de eerste uitvaller. Hij kwam in ronde 39 in contact met de muur nadat hij de auto verloor in bocht twee. De Nederlander dacht dat hijzelf misschien een fout had gemaakt, al vertelde zijn vader aan Ziggo Sport dat het team toch aan een technisch defect denkt. Dit wordt op het moment van schrijven nog onderzocht.

Lees ook: ‘Speciale’ Van Kalmthout blijft imponeren op Indy: ‘Het talent dat hij heeft, kun je niet aanleren’

Rinus ‘VeeKay’ van Kalmthout was helaas de eerste uitvaller.