Charles Zwolsman is bezig aan zijn eerste complete seizoen als Champcar-coureur. Niet zo verwonderlijk dus dat hij veel tijd doorbrengt in Amerika. In september is hij even terug in Nederland, tijd om bij te praten met bijvoorbeeld de pers. FORMULE 1 RaceReport is één van de genodigden.

Het gesprek vindt plaats in het luxe Boomerang Café van het nog luxueuzere Sheraton Hotel op Schiphol. Een plek waar zakenmannen elkaar ontmoeten of bijkomen na een vlucht. Verwacht er ook de nodige omhooggevallen ego’s. Niks van dat alles is, ondanks de naweeën van een jetlag voelt hij zich wat slaperig, van toepassing op Charles Zwolsman. Hij is een nuchtere, Nederlandse coureur die zich niet zo snel gek laat maken omdat hij toevallig in de Champcars rijdt.

Bovenal is hij blij dat ’ie weer even in Nederland is. Niet dat hij ook maar een beetje tijd heeft gehad voor heimwee. ,,In het begin even een klein beetje, maar al snel kreeg ik een persoonlijke trainer en ging ik samen met andere coureurs trainen. Dat gaat vanzelf wel lopen. En tijdens de raceweekends heb ik het sowieso al te druk om daar aan te denken.” Dat betekent niet dat hij Nederland niet mist. ,,Mijn familie en veel vrienden wonen hier natuurlijk nog. En mijn vriendin zat ook in Nederland, dus de telefoonrekening was vrij hoog die periode.”

Zijn dagen aan de andere kant van de Atlantische Oceaan zien er veel hetzelfde uit. ,,’s Ochtends meteen een paar uurtjes trainen, lunchen, trainen en weer eten.” Qua eten zijn we meteen aanbeland bij een ding wat Charles mist aan Nederland. ,,Cruesli kennen ze hier niet en dat eet ik graag bij mijn ontbijt. Dus stuurt mijn moeder dat op, haha.”

,,’s Avonds heb ik dan nog wat uurtjes vrij. Om wat te ontspannen of mijn eigen dingen te doen. Een filmpje pakken of wat basketballen met de monteurs van mijn teams. Soms trek ik wat op met Katherine Legge, die woont bij mij op het appartementencomplex en trainen doe ik veel samen met Will Power.”

Schaatser Beorn Nijenhuis, gezegend met een Canadese achtergrond, heeft ooit het verkeer in Nederland en Canada vergeleken. Hij schakelt als vanzelf om naar het ritme: cruisen op de wegen daar, opgefokt filerijden hier. ,,Ik kan me er wel in vinden, daar is het toch wel anders als je tussen de steden rijdt.” Reizen is sowieso al een beetje een noodzakelijk kwaad, want groot fan is hij er niet van. ,,Het leuke is wel dat je overal komt, maar dat reizen zelf hè… En ik kan niet slapen in een vliegtuig. Ik probeer me maar zo goed mogelijk te vermaken, met mijn Playstation Portable bijvoorbeeld.”

De Champcar-wereld staat bekend als een wereld die veel opener is dan de Formule 1. Toch gaat de aandacht van de gemiddelde Europeaan eerder uit naar de Formule 1, ondanks het gesloten karakter van de sport. Frustrerend? ,,In principe wel, maar de Formule 1 is natuurlijk ook het hoogst haalbare”, erkent de man die oorspronkelijk uit Lelystad komt. ,,Toch klopt het dat we veel voor de fans doen, de organisatie verzint altijd wel weer wat leuks.”

Zodoende kan het circus van Bernie Ecclestone nog wel wat leren van de Champcars. ,,Vooral in de omgang met de fans, denk ik. Dat zijn de mensen die een kaartje kopen om de races te bekijken. En sponsoren betalen omdat de fans kijken, dus mag daar best iets tegenover staan. Bij ons kan je zo de paddock in om te zien wat we doen met de auto’s. Dat is een wereld van verschil.”

Over die aandacht en publiciteit gesproken: in augustus werd bekend (er is een intentieverklaring getekend) dat de Champcars Nederland in 2007 komen vereren met een bezoek; zondag 16 september kent Assen de primeur. De band met Europa (in dit geval Nederland) wordt steeds sterker. ,,Het is een tijdje stil geweest rondom deze klasse in Nederland. Vroeger had je Arie Luyendijk, maar dat is alweer een tijd terug. Nu is er sprake van een nieuwe generatie fans en coureurs dus ik hoop dat de aandacht toeneemt. Ik heb ook veel positieve reacties op de bevestiging van Assen gehad”, zegt Zwolsman, die erkent dat hij misschien wel als een soort pionier fungeert.

,,Ik weet het nog niet, we zijn er mee bezig”, vervolgt hij. Want er was tussen neus en lippen door in de media een bericht verschenen dat er volgend seizoen waarschijnlijk één Nederlandse coureur is die het gehele seizoen met reclame voor de Champcar-race in Assen gaat rijden. Het lijkt er op dat Charles er nog niet al te diep op in wil gaan of hij inderdaad die ene Nederlander is. ,,We zijn er wel mee bezig uiteraard. Er wordt gesproken met verschillende teams, waaronder Mi-Jack. Maar het is nog wat vroeg om er verder op in te gaan.”

Tijd om het echt over racen te gaan hebben. Dat Zwolsman in 2005 kampioen is geworden in de Formula Atlantic (zeg maar de Amerikaanse variant van wat nu GP2 is), heeft hem geen windeieren gelegd. De Amerikanen willen goede publiciteit, dus moet de Atlantic-kampioen als het even kan promoveren naar de Champcars. Klinkt makkelijk. ,,Maar dat is het nooit, ook al is er genoeg interesse. Mijn management heeft het allemaal geregeld en Kevin Kalkhoven (het equivalent van Bernie Ecclestone, red.) heeft vast een goed woordje voor me gedaan.”

Het woordje van Kalkhoven zal zijn uitwerking niet gemist hebben. In november 2005 maakt Zwolsman zijn Champcar-debuut in Mexico-City. Op donderdag mag hij twee uur wennen aan vijfhonderd pk extra. Ondertussen wordt het circuit nog geprepareerd. En zit hij niet in de topauto van Forsythe, die Paul Tracy weer eens in de muur heeft ’geparkeerd’, maar in de bolide van Team Australia dat net een weekend heeft waarin het niet echt lekker loopt. ,,Je went snel aan die hoge(re) snelheid. Dat is heel raar, want in het begin is het een hele ervaring. Vergelijk het met de eerste en tweede keer dat je in dezelfde achtbaan stapt. Schijnbaar moeten je hersenen zich daar even op instellen of zo.”

,,Dat was gelukt in de race, want ik was goed snel. Sneller dan teamgenoot Alex Tagliani. Mijn andere teamgenoot Will Power mocht ik alleen maar bijhouden. Eerst lag ik voor hem maar ik kreeg teamorders en moest hem voorbij laten. Al met al een prima race dus, want je rijdt toch tegen coureurs die al het hele seizoen of zelfs nog langer in die auto’s rijden.”

Daarna is het een kwestie van ervaring opdoen. Ook dat klinkt makkelijker dan het is: eerst maar eens even een stoeltje zien te vinden. Zwolsman vindt onderdak bij Mi-Jack Conquest Racing van Eric Bachelart voor een vast seizoen in de Champcar. Bij ervaring opdoen komt al snel het woord leercurve om de hoek kijken, Charles legt uit wat dat nu precies is.

,,Dit jaar heb ik er wat meer last van. Van 250 pk in de Atlantic ging ik naar een auto met 750 pk. Van Formule Renault naar Formule 3 is toch wel even wat makkelijker! Dan zit je binnen een dag op de limiet en wat je met de afstelling nog kunt bereiken krijg je later nog wel door. Met 500 pk extra werkt dat anders, want je moet ook je rijstijl veranderen wat weer doorwerkt in de afstelling.”

,,Nu moet je de bochten meer inremmen, in plaats van de snelheid vast te houden bij het uitkomen. Met 750 pk maak je het verlies van wat snelheid in de bocht zo goed. Daarvoor moet je agressiever rijden. Dat is wel even een kleine omschakeling. Ook omdat je de afstelling, zoals ik al zei, wat moet veranderen. Je moet wel weten hoe. En dat is eigenlijk de essentie: dingen bijleren en in je voordeel gebruiken waardoor je beter wordt. Ik ben ook echt een coureur die opbouwt richting de limiet. Ik ga niet eerst te ver, dat ik spin en weet dat ik een stapje terug moet doen. Dat heb ik nooit gehad.” Voor de zekerheid klopt hij dat laatste even af.

Zwolsman rijdt dit seizoen met startnummer 34. Een nummer waar hij zelf niet veel mee heeft, maar waar wel een verhaal achter zit. ,,Goeie vraag. Mijn baas bij Mi-Jack, Mike Lanigan was bevriend met een American Football-speler… of nee, een honkballer was het geloof ik. Die jongen droeg nummer 34. Helaas is hij overleden. Sindsdien heeft het team graag dat één van de auto’s met dat startnummer rijdt en dit jaar bestuur ik die auto dus. In Amerika wordt er ook veel meer waarde aan je nummer gehecht, je ontwikkelt er een eigen identiteit mee. De auto leidt hier als het ware zijn eigen leventje en wordt bij winst ook gehuldigd na de race. Vind ik wel grappig.”

Als je Charles’ prestaties naarmate het seizoen volgt blijkt dit hand in hand te gaan met de leercurve, want ze worden steeds beter. De laatste vijf races is hij in de toptien geëindigd. Wat echter opvalt als je zijn reacties na de races leest, is dat hij vaker niet tevreden is dan wel. Dat er meer in had gezeten. ,,Klopt. Soms heb je van die seizoenen dat je het geluk aan je zijde hebt. Nou, zo’n seizoen heb ik duidelijk niet. Ik heb veel goede races gehad waarin iets misging. Een pitbrandje of een fout in de strategie. In de mindere races, dat zal je altijd zien, heb ik die problemen dan weer niet.”

Zie het als het geluk van de aanstaand kampioen, of van het voetbalteam dat slecht speelt en toch 1-0 wint. Toch is Charles de laatste races goed bezig. Vijf keer toptien. Maar, zoals het hoort, is een coureur niet tevreden met de toptien alleen. ,,Je gaat toch voor meer. Als er voorin iets gebeurt, doen we mee. In Denver was ik op weg naar het podium, tot ik brand kreeg bij de pitstop. ’FIRE! FIRE! FIRE!’, hoorde ik plots op de radio toen ik alweer op de baan was. Want ja, het is methanol dus ik zie het niet, de hitte voelde ik trouwens ook niet. En door de rijwind gingen de vlammen niet uit, dus toen kon ik weer naar binnen. Ik zag mezelf al staan op het podium, nu verloor ik een ronde.”

Zonder pech was die ene uitschieter, waarmee je in één keer vol in de belangstelling staat en misschien die boost krijgt waardoor je het geluk plots wel aan je zijde hebt, er al geweest. De rookie is daar van overtuigd, maar zit ondertussen nog steeds in de wachtkamer. ,,Of je er per se sneller van wordt weet ik trouwens niet, we doen nu ook aardig ons best. In Denver en Montréal zaten we er goed bij, de race ervoor in San José lag ik zelfs aan de leiding. Na een strategische fout haalde Oriol Servia me in, maar ik kon goed bijblijven. Helaas had ik te weinig benzine bij me, er was een fout gemaakt met de berekening. Het zit er aan te komen, maar je moet het wel afmaken.”

,,Als je zelf een probleempje hebt of als er iets op de baan gebeurt ben je zuur. We weten dat we het kunnen, maar we moeten het een keer doen. Is ook goed voor het moraal van het team, een mooie uitschieter. We weten dat we het kunnen, want als ik niet zoveel pech had gehad had die ene uitschieter er misschien al gestaan. Of meerdere zelfs. Nu staat er een aardig lijst met finishes in de toptien, maar het had zoveel beter gekund. Zeker omdat de auto niet echt meewerkt, alleen op de stratencircuits gaat het echt lekker.”

Net als in de Formule 1 is de essentie van het racen dat de snelste in principe wint. Om de snelste te zijn moet je niet alleen het gaspedaal diep intrappen, ook moet je goed na kunnen denken. Bijvoorbeeld bij de bandenkeuze, die zelfs tijdens de race kan verschillen. Ga je voor rood (streep op de zijkant) of zwart? ,,Dat is echt leuk”, vertelt Charles nog tijdens het stellen van de vraag. Enthousiast gaat hij verder. ,,Voor de race bepalen we welke we gebruiken. Rood zijn zeg maar de kwalificatiebanden, die slijten wat sneller maar hebben wel meer grip. Op de zwarte moet je ook voorzichtig zijn, maar die gaan in principe wel langer mee.” Maar wat maakt het zo leuk? ,,Sowieso dat je moet nadenken! Daarmee pak ik vaak voordeel op de andere coureurs, omdat ik vrij veel nadenk tijdens de races.”

Een andere overeenkomst met de Formule 1 om races te winnen is het belang van de strategie. Window en out of sequence zijn veelgehoorde termen. Ook in Amerika is een ronde langer doorrijden dan de concurrentie erg belangrijk. ,,We hebben geen bandenwarmers, dus in je outlap verlies je veel tijd. Als je dan een ronde langer door kan gaan pak je met je snelle ronde veel tijd terug. Daarom ben je in het voordeel als je een ronde langer door kan gaan. Je banden zijn dan ook koud, maar die van de concurrentie zijn nog niet op de optimale bedrijfstemperatuur. Dus ben je in het voordeel.”

Zonder overeenkomsten natuurlijk geen verschillen, anders was Champcar ook nooit de tegenhanger van de Formule 1 geweest. Zo staat er op de Champcar-kalender een oval, die van Milwaukee. Het rijden op zo’n oval is een aparte belevenis, vindt Zwolsman. ,,Het was meteen één van de moeilijkste ovals omdat er bijna geen banking is en we hadden dat weekend helaas veel problemen met de auto. Die was lose van achterenen dat wil je niet op een oval. Het was een zware beproeving.”

Over de 500 Mijl van Indianapolis, de ovalrace die over de hele wereld bekendheid geniet, wordt hier in Nederland nog wel eens laatdunkend gedaan. ’Vier keer linksaf en klaar’, is de algemeen heersende gedachte. Charles, inmiddels door schade en schande wijs geworden, weet wel beter. ,,Het is moeilijker dan je denkt, absoluut. Milwaukee was ook geen kwestie van volgas en gaan. In de bochten moest je van je gas af, op veel andere ovals hoeft dat niet. Je moet echt even door de zure appel heen bijten om zo hard door een bocht te gaan.” Om er cryptisch aan toe te voegen: ,Het gaat veel harder dan dat je denkt dat het kan gaan.”

Is het een kwestie van eerst met snelheid ‘x’ beginnen, de tweede keer merken dat het harder kan en dan de derde keer weer harder? ,,Ja, en dan denk je de limiet bereikt te hebben… kan je nog harder door zo’n bocht. Omdat er ook een klap downforce bijkomt en dan houdt de auto het gewoon. Daarvoor denk je: ’dat is onmogelijk’. Je moet het echt doen om het te geloven. Op normale circuits is dat coureur eigen, nu moest ik me er echt toe zetten. Dat was best moeilijk, want door de vele problemen had ik niet het volste vertrouwen in mijn auto. En er is natuurlijk op een bepaald moment toch een limiet.”

Die limiet moet Charles op het circuit ook zelf zien te vinden. Niks geen tractiecontrole dat ingrijpt bij het wegrijden uit de bocht. ,,Het racen in Amerika is puurder. Hier neemt de computer het niet over en we hebben ook geen stuurbekrachtiging. We schakelen ook nog zelf, al gaat dat volgend seizoen veranderen. Het komt echt op de coureur zelf aan, je moet op en top zijn. Dat was ik in het begin van het seizoen niet, ik had een probleem met mijn pols. (Charles wijst de plek op zijn linkerpols aan, zeg maar vlak boven iemands horlogeband, red.). Daar komen twee pezen bij elkaar en die waren ontstoken. Ik heb een test moeten laten schieten en voor de tweede race heb ik een injectie gekregen.”

Het seizoen, dat niet helemaal top is verlopen, komt al bijna tot zijn einde. Er zijn nog drie races te gaan. Daarin hoopt hij de lijn van toptienklasseringen door te kunnen trekken. ,,Vooral van Australië verwachten we veel, hopelijk zit er daar nog wat meer in het vat. We gaan ervoor, kijken of we de boel op een andere manier voor elkaar kunnen krijgen.” Er zij dus nog genoeg doelen over om na te streven, wat gaan we in de toekomst van hem horen? ,,Ik hoop op termijn races te winnen. Ik ben alvast druk bezig om hogerop te komen, want Champcar is natuurlijk een prima klasse om in door te groeien. Daar ben je na twee jaar niet op uitgekeken. Er wordt alleen wat minder geld uitgegeven. Nou, daar is toch niks mis mee?”

Het interview zit er op. FORMULE 1 RaceReport bedankt Charles voor het gesprek. Mooie bijkomstigheid: even pauze voordat hij weer door moet naar het volgende interview. Heeft hij eindelijk even de tijd om zijn sandwich, al ruim twintig minuten geleden gebracht, op te eten.

Kevin Van Nunen