Alweer bijna zestig geleden beleefde Jackie Stewart op Spa de heftigste crash uit zijn carrière. Hij werd op het nippertje gered uit een wrak vol benzine. Die middag besefte Stewart dat het allemaal anders moest. De lange weg naar de Formule 1 zoals we die nu kennen, begon op het erf van een boerderij net na de beruchte Masta-knik.
Onderstaand verhaal verscheen eerder in de Classic Special van FORMULE 1 Magazine. Over hoe de huiveringwekkende crash van Jackie Stewart op Spa een keerpunt betekende voor de Formule 1.
Er spelen kinderen op het erf, anderhalve meter lager dan de weg. Hier moet het zijn. Er staan nu fietsjes en plastic tractortjes, maar in 1966 was deze plek het decor van een beslissend moment in de historie van de Formule 1. De deur van de oude boerderij staat open. Zodra de kinderen de bezoeker uit Nederland zien veren ze op uit hun spel en rennen ze naar binnen: “Maman! Maman!”
De Formule 1 lijkt tegenwoordig veiliger dan ooit. Vangrails, veiligheidsgordels, brandwerende kleding, crashtests, veiligheidstanks, dichtslaande brandstofleidingen, extractieteams, helikopters, gereedstaande specialisten in ziekenhuizen: dat is bepaald niet altijd zo geweest. Lange tijd sprak juist het gevaar vanzelf. De mensen waren eigenlijk nooit zo bezig met de veiligheid. Intussen weten we gelukkig beter. Ergens is er een keerpunt geweest. Hier, in de marge van het circuit van Spa-Francorchamps.
Koorden, boomstammen en strobalen
Lang geleden slingerde het circuit van Spa over de openbare weg tussen Francorchamps, Malmédy en Stavelot. Ruim veertien kilometer lang tussen huizen, schuren, telefoonpalen, bomen en bergwanden. Er werden snelheden bereikt tot ver boven de 250 km/u. De afzettingen bestonden uit koorden, liggende boomstammen en een paar strobalen. Achteraf waanzin. Met name de snelle bochten, zoals Eau Rouge, Burnenville, Masta en Blanchimont, waren berucht. En de lijst met dodelijke ongelukken was lang.
Lees ook: Jacky Ickx ging tot limieten die je niet voor mogelijk hield
Als de wedstrijdleiding op 12 juni 1966 laat omroepen dat de opwarmronde voor de Grand Prix niet doorgaat, maken de coureurs er, op weg naar hun auto’s, grimmige grappen over: “Ze hebben liever niet dat we een langzaam rondje rijden. Anders zien we pas goed hoe gevaarlijk het is en zullen we nooit meer van start gaan.”
Vijftien coureurs wurmden zich in hun bolides: helden als Jim Clark, Jack Brabham, John Surtees, Lorenzo Bandini, Graham Hill en Jackie Stewart. De tribunes zitten volgepakt en de zon schijnt heerlijk. De twaalfde Grote Prijs van België kan beginnen.
Inmiddels is maman met haar kinderen op het erf verschenen. Een vriendelijke, blonde, Belgische madam. In mijn beste Frans vraag ik of dit de plaats is waar ooit Jackie Stewart crashte. Ze knikt meteen: “Jackie Stewart, ja ja, dat was hier.”
Haar vader heeft het allemaal gezien, zegt ze. Hij woont hier nog. Ze geeft de kinderen opdracht om opa te gaan zoeken. Ze stormen het huis weer binnen: “Papy! Papy!”
Surtees, in een Ferrari, komt het beste weg, op de hielen gezeten door aanstormend talent Jochen Rindt. Daarachter volgen Brabham, Bandini, Stewart en de rest. Nog geen kilometer verder barst de hel los. Omdat ze geen opwarmronde hebben gereden, worden de coureurs aan de andere kant van de heuvel volkomen verrast door een stapel loodgrijze wolken. Wanneer ze omlaag suizen naar Burnenville, zien ze de eerste spatjes op hun racebrillen. In de lange, doordraaiende bocht naar rechts – normaliter vol gas, lichtjes driftend, tempo 220 km/u – is het wegdek ogenblikkelijk kletsnat. Een lokale wolkbreuk. Typisch Ardennenweer.
Cooper van Bonnier vliegt door de lucht
Brabham raakt uit koers. Stewart kan hem maar net ontwijken. De auto’s van Bonnier en Spence raken elkaar. Auto’s schieten alle kanten op. Ook Hulme en Siffert crashen. De Cooper van Bonnier vliegt door de lucht, slaat een ruit in, maait een rijtje strobalen overhoop en komt, met de neus en voorwielen ver over de rand van een hoge muur, net op tijd tot stilstand. Een paar centimeter verder en hij was meters omlaag gestort.
Ik ben in Burnenville bij die muur gaan kijken. Wanneer je vanaf het dorp Francorchamps de N62 richting Malmédy volgt, kom je vanzelf op het oude circuit van Spa terecht en rijd je ineens zelf in die lange rechtsbocht door Burnenville. Het is, vijftig jaar later, allemaal onvoorstelbaar. Auto’s konden links en rechts te pletter slaan. Dezelfde huizen en schuren staan er nog. De natuurstenen muur is onveranderd. Alleen is er nu een vangrail langs geplaatst. Wanneer je rechtdoor blijft gaan, over de N68 richting Stavelot, kom je bij de beruchte Masta-knik. Daar komen nu de kinderen het erf weer opgerend, met in hun kielzog een lange, stramme opa: papy.
De leiders razen voort door de stromende regen. Op het lange rechte stuk richting Masta is het zicht nihil. Voor durfals is de bocht gewoonlijk vol gas, maar de coureurs doen nu voorzichtiger: aquaplaning ligt overal op de loer. Rindt gaat op de plassen achterstevoren, maar kan wonderwel zijn weg vervolgen. Ook Jackie Stewart spint: “Ik reed met 270 per uur in een stroom water en verloor meteen de controle. Mijn wagen was veranderd in een projectiel. Hij maaide een houten schuurtje en een telefoonpaal neer om na een duik van dik twee meter te belanden op het erf van een boerderij. Het was puur geluk dat ik niet tegen een boom ben geknald en op slag dood was.” Het chassis van de BRM is verbogen. Stewart zit klem. Hij is half bewusteloos, maar merkt wel hoe de wagen langzaam volloopt met benzine. De tanks en de leidingen zijn door de klap gescheurd.
Je rook na de crash overal benzine
Papy heet Paul Dewalque. Hij is een flink eind in de tachtig en ja, hij heeft destijds alles gezien. Moeizaam, door een Frans waar ik weinig van versta, kom ik achter zijn verhaal. Ze stonden te kijken voor de boerderij, toen er een auto op het erf neerplofte. Hij wijst precies de plaats aan waar de BRM in het stro lag. Bijna onder aan het talud, waar nu weer een houten schuur vol hooibalen staat. Nee, ze durfden er toen niet op af te gaan. Veel te gevaarlijk. Je rook overal de benzine.
Lees ook: Stroll eist wijzigingen aan Spa na dodelijk ongeval Dilano van ’t Hoff
Achter Stewart is Hill op dezelfde plas gespind. Hij komt net op tijd tot stilstand, naast het erf. Snel zoekt hij de eerste versnelling om zijn weg te kunnen vervolgen. Dan ziet hij de auto van zijn teamgenoot beneden op het erf liggen. Hij merkt meteen dat Jackie er belabberd bij zit. Hill springt uit zijn wagen. Puur toevallig staat een paar tellen later de derde BRM-coureur, de Amerikaan Bob Bondurant, naast hem. Bondurant is al vóór de bocht van de weg geraakt; zijn BRM ligt ergens ondersteboven in een greppel. De beide coureurs zien onmiddellijk het gevaar van de benzine.
Stewart moet uit de auto, maar hij zit klem onder het stuurwiel. Marshals, reddingswagens, een extractieteam, doktoren? Kom zeg, het is 1966. Niemand heeft ook maar iets in de gaten, de race dendert gewoon door. Elke vier, vijf minuten scheuren de wagens boven het erf langs. Het stuur kan niet zomaar los, ze hebben een steeksleutel nodig. Bondurant rent de baan over, naar een plek waar publiek staat, bij een parkeerplaats. Misschien heeft iemand een gereedschapssetje in zijn auto liggen. Hij heeft geluk.
Met een geleende steeksleutel verwijdert Hill even later het stuur, en samen tillen ze Stewart uit zijn auto. Moedig, want één foutje en ze staan alle drie in brand. Stewart wordt in een schuur achter op een vrachtwagen vol hooi gelegd. Hill gaat op zoek naar een ambulance. In zijn autobiografie Winning is not enough vertelt Stewart dat hij zijn redders nog vroeg zijn kleren uit te trekken, omdat ze doordrenkt waren met benzine die brandde op zijn lijf. Naakt lag hij dus in het hooi. Toen Hill op zoek was naar een ziekenwagen, verschenen er drie nonnetjes die hem zedig weer begonnen aan te kleden. Er is wel een klooster in de buurt, maar van die drie nonnen herinnert meneer Dewalque zich niets.
Chauffeur ziekenwagen raakt de weg kwijt
Uiteindelijk belandt Stewart in het medisch centrum van het circuit. Daar ligt hij op een brancard tussen bierflessen en sigarettenpeuken. Omdat men vreest voor rugletsel, wordt hij met een ambulance naar Luik gebracht, onder politie-escorte. Onderweg raakt het escorte de ambulance kwijt en vervolgens weet de chauffeur van de ziekenwagen de weg naar ziekenhuis niet meer te vinden. Luid mopperend en kreunend ligt Stewart achterin. Jim Clark, die is meegegaan, roept hem tot de orde: “Jackie, hou je in godsnaam in, je vrouw is erbij.”
De zondagmiddag doet Stewart beseffen dat het ook anders moet. Na Spa reed hij nooit meer zonder een passende steeksleutel goed zichtbaar aan de binnenkant van zijn cockpit geplakt. En dat was nog maar het begin. Hij nam voortaan ook een eigen, gespecialiseerde arts mee naar de circuits. Die moest er vooral op toezien dat Stewart een juiste behandeling kreeg. Om te zorgen dat de juiste doktoren in de ziekenhuizen aanwezig waren, liet Stewart een lijst aanleggen van specialisten in de buurt van elk circuit waar hij moest racen.
Vervolgens begon Stewart te ijveren voor meer veiligheid op de circuits. Geen strobalen meer, maar vangrails. Met de Grand Prix Drivers Association regelde hij daarom veiligheidsinspecties.
Jackie Stewart wil boycot van het circuit
Een circuit als Spa was sowieso niet meer geschikt voor de moderne Formule 1, vond hij. Te lang, te gevaarlijk en onmogelijk afdoende te beveiligen. In 1969 wist Stewart zijn medecoureurs over te halen tot een boycot van het circuit. Na de race van 1970 verdween Spa zelfs van de kalender, tot het in zijn huidige, sterk ingekorte vorm in 1983 terugkeerde.
Stewart durfde zijn mond open te doen. Het leverde hem veel en venijnige kritiek op: “Ik moet zeggen,” schreef een journalist destijds, “dat ik een stuk minder kan genieten van de racerij sinds hij erbij is, rammelend met zijn geldkist en zwaaiend met zijn petities… Het kan toch niet zo zijn dat je aan een uitdagende sport gaat doen, om vervolgens alle regels te veranderen om te zorgen dat het veilig en gezellig is? Dat is gewoon bedrog.”
Lees ook: Max Verstappen: ‘Omheining Spa moet verder naar achteren’
Stewart liet zich echter niet meer tegenhouden. Als geen ander wist hij zich te presenteren op het nieuwe massamedium, de televisie. In talkshows verkondigde hij ferm dat de racerij veel te gevaarlijk was. De kans dat je als Formule 1-coureur om het leven kwam, was volgens hem twee op drie. Dat was niet langer acceptabel. Als professionele sporters hadden ze recht op een professionele aanpak van de sport. Langzaam veranderde de publieke opinie hierover. Heel langzaam. Het veiliger maken van de Formule 1 zou nog langs vele dieptepunten voeren.
Maar je kunt stellen het zijn aanvang heeft genomen op een erf, net voorbij de zigzagbocht in het gehucht Masta. Meneer Dewalque vindt het niet erg dat ze niet meer voor de deur langs racen. Veel te veel lawaai. Maar destijds gingen ze natuurlijk wel kijken. Fangio, Ascari, Moss, hij heeft ze allemaal voorbij zien komen.
En Jackie Stewart? Ja, die is nog wel eens terug geweest. Hij is altijd heel vriendelijk. En dat omvergereden schuurtje is keurig netjes vergoed.
Lees hier alles over de Belgische Grand Prix 2023
Bovenstaand verhaal verscheen eerder in de Classic Special van FORMULE 1 Magazine. Lees in deze extra dikke Classic Special nog veel meer boeiende verhalen, interessante reportages, achtergronden en interviews over 100 jaar Grand Prix-racing. Met onder meer:
- De allereerste overwinning van Ayrton Senna
- Het Formule 1-avontuur van Jan Lammers
- James Hunt: de laatste playboy racer
- Reportage: bad boys in de Formule 1
- Foto’s: De mooiste liveries door de jaren heen
- Jacky Ickx, de Belgische racelegende
- Eregalerij: de mooiste foto’s van de grootste kampioen
Gratis verzending in Nederland!