De Italiaanse oud-Formule1-coureur Maria Teresa de Filippis is vrijdag op 89-jarige leeftijd overleden. De Filippis was de eerste vrouw die meedeed aan een race in het WK Formule 1.

Filippis begon haar racecarrière eind jaren veertig in de Italiaanse heuvelklimracerij. Begin jaren vijftig maakte ze de overstap naar het circuit, waar ze in 1954 met een tweede plaats in het Italiaanse sportwagenkampioenschap een fabriekscontract bij Maserati verdiende.

Vier jaar laten bemachtigde Filippis haar eerste Formule 1-auto: een Maserati 250F waarover het gerucht ging dat het dezelfde bolide was waarmee Juan-Manuel Fangio een jaar eerder wereldkampioen was geworden.

Het beoogde WK-debuut van Filippis in 1958 in Monaco mislukte, omdat de Italiaanse zich daar door technische problemen met de Maserati niet kwalificeerde. Een paar weken later stond ze in België, op het beruchte oude circuit van Spa, wel aan de start. Filippis reed de wedstrijd uit, op de tiende en laatste plaats.

Sensatie
Het hoogtepunt van Filippis’ Formule1-loopbaan kwam bijna in haar thuisrace op Monza. Ze leek af te gaan op een sensationele vijfde plaats, tot er ergens in de Maserati een onderdeel afbrak. Bij de Grand Prix van Monaco het seizoen erop deed Filippis nog één vergeefse poging zich te kwalificeren.

Niet lang daarna verongelukt goede vriend Jean Behra met een Porsche bij een race op de Duitse AVUS-ring. Filippis had al meerdere racevrienden aan dodelijke ongevallen verloren, en Behra’s crash was de druppel. Ze besloot dat racen te gevaarlijk was, en stopte.

Het duurde nog tot 1974 voor er met Lella Lombardi weer een vrouw aan de start zou staan van een officiële Grand Prix. Toen dacht men in de Formule 1 gelukkig al iets makkelijker over vrouwelijke coureurs dan in de tijd van Filippis, die in 1958 van de organisator van de Franse Grand Prix te horen kreeg dat ‘vrouwen beter een droogkap kunnen opzetten dan een helm’.