Het is de mythe, de geest uit het verleden: de Nordschleife. Althans, wat Formule 1 betreft. De koningsklasse was er voor het laatst in 1976 maar kwam er na het ongeluk van Niki Lauda niet meer terug. Toch is het circuit in de Eifel nog altijd razend populair, ook onder de jongere generatie. In dit drieluik duikt FORMULE 1 Magazine in het hoe en waarom? We begonnen met FORMULE 1-columnist Koen Vergeer, nu coureur en voormalig recordhouder Tom Coronel. 

De Formule 1 zal er wel nooit meer te zien zijn, toch blijft het de ultieme droom van coureur Tom Coronel: met de snelste auto’s ter wereld op zijn favoriete baan. Hij kwam er voor het eerst in 2004. “Dat was met BMW, ik reed met Donald Molenaar en Duncan Huisman de 24 uur van de Nürburgring.” Het was het begin van een gepassioneerde liefdesrelatie, twee weken geleden reed hij nog in één weekend in zowel de WTCR als de 24 uur: “Ik ga er altijd met een smile naartoe en ik kom met een smile terug, ongeacht het resultaat.”

Coronel kan het circuit als geen ander omschrijven, in geheel eigen stijl: “Er is gewoon geen geiler circuit dan de Nordschleife. Ik kan er allerlei mooie typeringen voor bedenken maar het is maar één ding, de geilste baan van de wereld. Punt. Het is non-stop uitdagend, er is geen run-off. Het is eigenlijk een stratencircuit van meer dan 20 kilometer lang, alleen dan in de bossen en omhoog en omlaag. 73 bochten lang.”

De Zakspeed Dodge Viper waarmee Tom Coronel in 2007 als tweede in de 24-uurs-race eindigde. Foto: Motorsport Images

‘Plots was de baan wit!’

En door de lengte bestaat er geen perfect rondje en uiteraard spelen de omstandigheden daarbij ook een rol. “Ik heb weleens op start/finish, waar de zon scheen, te horen gekregen dat het bij Schwedenkreuz hagelde. Ik dacht waar heeft ie het over? Toen kwam ik over de heuvel en was het wit. Alles was wit! Iedereen stond stil en ik stond er middenin. Maar je laat je steeds weer foppen door het circuit, constant. Het is ontzettend moeilijk om een perfect rondje te rijden.” Het is Coronel wel een paar keer gelukt, zo’n perfect rondje. In 2008 deed hij op uitnodiging van Dodge een poging om het record voor fabrieksauto’s te breken, in een Dodge Viper reed hij 7.21.1, een record wat nog jarenlang overeind bleef.

In de GT3-versie van de Dodge ondervond hij voor het eerst hoe intimiderend de Nordschleife kan zijn.”Een Viper van Zakspeed, dat zijn echte specialisten. Dat was de grootste shock. een serieus snelle auto dat ik dacht, holy shit. Daar werden we overall tweede mee in 2007, een jaar later reden we nog op kop in de eerste uren. Zo’n brute bak, dat ding vloog gewoon. Flauwe knikjes werden scherpe bochten. Op Flugplats vloog je gewoon met vier wielen los, dat is gewoon eng. Dan moet je vertrouwen krijgen in de auto, daarna moet je meteen rechtsaf. Meteen door, dat zijn wel bijzondere momenten, hoor.”


Om goed te zijn op de Nordschleife moet je in een bepaalde state of mind zijn. “Je zit in een non-stop trance, anders rijd je je auto plat. Dat kun je alleen bereiken door veel te rijden, veel te oefenen. Als je geen respect hebt, houd je het geen twee rondjes vol. Je moet het absorberen, aanvoelen. Het kan je op elk moment in je kont bijten. Dan kun je nog zo’n stoere autocoureur zijn, dat is geen Bathurst of Le Mans. Dit is de Nordschleife en als je aankomt, maak je een buiging. Het is buiten alle proporties, eigenlijk van de gekke dat dit nog mag.