
Foto: LAT Images
Speelgoedauto
Ontwerper Len Bailey, verantwoordelijk voor de Ford GT40 die in de tweede helft van de jaren zestig oppermachtig is op Le Mans, moet de Politoys FX3 gaan bouwen. Maar het budget is aan de lage kant en Bailey maakt geen haast de auto af te krijgen. Keer op keer wordt het debuut uitgesteld en als het seizoen 1972 begint, ziet Williams zich genoodzaakt een March te huren om Pescarolo te laten rijden. Lees ook: Claire Williams: ‘Willen de naam Williams altijd in F1 zien’ Pas in Groot-Brittannië, de zevende van de twaalf Grands Prix van dat seizoen, staat de FX3 gereed. Pescarolo is niet onder de indruk. “Het was een gevaarlijk ding en hij ging voortdurend stuk”, herinnert hij zich. Hij kwalificeert zich als 26ste en laatste en rijdt stijf achteraan als de auto in de achtste ronde plots een zwieper maakt en in de vangrail kleunt. Uit het krantenverslag spreekt medelijden met Pescarolo. Met een snoekduik sprong ‘Pesca’ uit het brandende wrak, waarna veel te snel naar zijn zin het vuur gedoofd werd. De Fransman leek zijn nieuwe speelgoed niet erg te mogen, schrijft verslaggever ter plaatse Ulrich Schwab. “Het chassis bleek doormidden te zijn gebroken op de heuvels van het circuit”, vertelt Pescarolo. “Frank was enorm teleurgesteld. Hij had zich er erg veel van voorgesteld, maar de auto was veel te zwak gebouwd.”
Frank was geen prettige man om mee te werkenDe Politoys komt pas het volgende seizoen weer in actie, volledig verbouwd en omgedoopt tot Iso-Marlboro, want Williams heeft opnieuw een geldschieter gevonden die de auto zijn naam geeft. De financiële toestand van het team is niettemin bedroevend. Williams laat twee auto’s bouwen, vertrouwt er eentje toe aan de gedegen Nieuw-Zeelander Howden Ganley en verhuurt de tweede aan de hoogste bieder. Liefst acht coureurs besturen in 1973 de tweede Iso-Marlboro, onder wie Gijs van Lennep. “Het ging Williams alleen om de poen”, vertelt Van Lennep in het boek Dwars door de Tarzanbocht van Hans van der Klis. “Het was geen prettige man om mee te werken.” Van Lennep, met een overwinning bij de 24 uur van Le Mans van 1971 op zak toch geen kleine jongen, voelt zich in Zandvoort behandeld als de eerste de beste paydriver. “Ik had in de kwalificatie veel last van onderstuur. Daarom vroeg ik de monteurs de achtervleugel naar beneden te zetten. Maar ze zetten hem juist omhoog, waardoor ik nog meer onderstuur had.” Achteraf denkt Van Lennep dat Williams hem moedwillig tegenwerkte, zodat hij zich niet zou kwalificeren. “Dat scheelde weer een motorrevisie.” Lees ook: Ralf Schumacher: ‘Ik zou Williams direct kopen als ik het geld ervoor had’
Enorme vernedering
Zo leeft Williams van de hand in de tand. Het dieptepunt komt in 1976, als de Canadese zakenman Walter Wolf de failliete boedel van Hesketh overneemt en zich inkoopt bij het team. Williams heeft geen keus: Wolf koopt de schulden af en wordt de facto teambaas. Maar de auto’s zijn slecht, coureurs komen en gaan en resultaten blijven uit. In Japan wordt een lokale coureur zelfs tussen twee trainingen door ingewisseld voor iemand met meer sponsorgeld. Frank Williams mag blijven, maar wordt gedegradeerd tot manusje van alles en moet bij sommige races zelfs Wolfs gasten van het vliegveld halen. De vernedering is enorm voor de trotse Brit, die nog altijd droomt van succes als baas van zijn eigen team. Eind 1976 besluit Wolf dat hij hem niet langer nodig heeft. Dat is het zetje dat Williams nodig heeft. Hij neemt zijn oude vriend Patrick Head mee, weet wat sponsorgeld bij de Saoedi-Arabische luchtvaartmaatschappij Fly Saudia en de Belgische bierbrouwer Bellevue los te peuteren en begint helemaal opnieuw. Eerst met een March, maar vanaf 1978 met een zelfontwikkeld chassis, de Williams FW06. De sponsoring uit het Midden-Oosten, tot dan toe onontgonnen gebied in de sport, neemt toe. Het werpt zijn vruchten af, en hoe: in 1979 wint Clay Regazzoni met een Williams de Grand Prix van Groot-Brittannië. Een jaar later wordt Williams wereldkampioen met Alan Jones. Na tien jaar ploeteren heeft Frank Williams zijn doel bereikt.
De afdelingen van de fabriek zijn niet goed op elkaar afgestemdZijn plek wordt ingenomen door Mike Coughlan, die na twee seizoenen, met als enige hoogtepunt de compleet onverwachte overwinning van Pastor Maldonado in Spanje 2012, alweer vertrekt. In juli 2013 mag veteraan Pat Symonds het proberen. Hij treft een organisatorische puinhoop aan. “Er gaan te veel dingen mis”, vertelt Symonds kort na zijn aantreden. “De afdelingen van de fabriek zijn niet goed op elkaar afgestemd. Vergelijk het met een groenteteler: hij stopt iets in de grond en rekent erop dat hij in het voorjaar wortels kan oogsten, maar een paar maanden later blijken het citroenen te zijn. Dan is er ergens iets misgegaan en het is aan mij om te ontdekken waar dat gebeurt.” Symonds krijgt het lek deels boven. Williams eindigt in 2014 en 2015 als derde in het WK voor constructeurs, maar zakt daarna terug naar het middenveld.

Foto: LAT Images