Eerlijk is eerlijk: voor mijn debuut als Formule 1-verslaggever was ik toch ietwat nerveus. Geen klotsende oksels hoor, maar gewoon, een tikkeltje nerveus. De Grand Prix van Azerbeidzjan is echter een mooie om mee te starten, aldus mijn nieuwe collega’s. Dat klopte helemaal, top geregeld en puik decor. En ik leerde zowaar dat er naast de GP nóg hele andere races zijn in Bakoe.
Meki, de chauffeur die me afgelopen woensdag in het holst van de nacht namens het hotel ophaalde bij het vliegveld, waarschuwde me al meteen in zijn ietwat gebrekkig maar aandoenlijk Engels: “Here, my friend”, klonk het terwijl hij zijn armen spreidde, “is crazy roads.”
Het zal wel, dacht ik nog. Maar de afgelopen dagen zag ik waar hij op doelde. Want in Bakoe kent snelheid geen grenzen. Ja, er staat wel eens 60 op een bord. Maar de vijfbaans-, eenrichtingsweg waar ik dagelijks langskwam, deed dienst als een circuit op zich. Inhalen gebeurt overal, buitenom of binnendoor. Zie je een gaatje? Ga ervoor, is het devies hier.
Een treffend voorbeeld: zaterdagochtend werd een politiewagen met sirenes en zwaailichten op hoge snelheid aan alle kanten voorbijgezoefd. Links, rechts, maakt niet uit. Opzij, opzij, opzij. Maak plaats, maak plaats, maak plaats. Dat idee.
Het enige dat nog ontbreekt is DRS. Het is maar goed dat de Azerbeidzjani – geweldig vriendelijke en behulpzame mensen overigens – geen achtervleugel op hun auto hebben. Anders zou die spontaan openklappen.
Dat alles deed me denken aan de kartbaan in het mooie Leeuwarden. En de slogan van dat bedrijf: ‘Lekker scheuren zonder bekeuren’. Ja, ik verzin het niet. Of de eigenaar ooit in Bakoe is geweest? Ik vermoed van wel. Want dat is precies wat ze hier doen.
En dus realiseerde ik me na de Grand Prix van Azerbeidzjan ineens iets. Namelijk dat het eigenlijk best logisch is dat de eerste sprintrace van het seizoen nou juist op het stratencircuit in Bakoe was. Ze hebben daar nu eenmaal dagelijks ervaring mee.