Het aftellen naar de Dutch GP is begonnen en FORMULE 1 Magazine neemt je mee op weg naar Zandvoort. In een achtdelige serie lichten we elke dag een bijzonder verhaal uit over de Grand Prix van Nederland. Vandaag, deel 2: Christijan Albers is in 2003 voor één dag koning in de duinen.

Ruim 60.000 fans zijn 21 september 2003 neergestreken op het duinencircuit. Albers heeft zich een dag eerder achter Timo Scheider (Opel) en Martin Tomczyk (Audi) als derde en beste Mercedes-piloot gekwalificeerd. De DTM (Deutsche Tourenwagen Masters) is in die dagen een van de populairste internationale raceseries die er in Zandvoort nog op de kalender staan. En met een Nederlandse coureur in de mix voor het kampioenschap, loopt het circuit behoorlijk vol.

“Ik had de hype een beetje mee, omdat ik al wat races had gewonnen voordat we naar Zandvoort kwamen”, stelt Albers. “Ik was kampioenskandidaat. Na twee jaar in een ‘oude’ Mercedes te hebben gereden, zat ik nu in het fabrieksteam. En dat scheelt een slok op een borrel. Als je in een topauto rijdt, kun je ook echt iets laten zien. Toch”, zo verzekert hij, “was het niet altijd makkelijk. Ik had serieuze kandidaten naast me: Bernd Schneider, de Michael Schumacher van de DTM, Jean Alesi en Marcel Fässler, die ik in de F3 steeds had verslagen, maar de keuze had gemaakt in 2000 bij HWA naar de DTM over te stappen. Ik was toen zo eigenwijs om Formule 3000 gaan doen, omdat ik Formule 1 wilde rijden.”

Druk staat er vol op

In de DTM komen ze elkaar jaren later weer tegen. Ook in Zandvoort, allebei als fabriekscoureur van Mercedes. Albers weet niet wat hij er ziet. “Ik had nooit gedacht dat die duinen helemaal vol zouden staan, vond vooral het grote aantal Nederlanders overweldigend.” Hoewel? Aan de andere kant toch ook weer niet, haast Albers zich eraan toe te voegen. “Je was eraan gewend dat het in Duitsland bij de DTM altijd vol zat. Omdat ik races begon te winnen en wat F1-tests voor Minardi deed, merkte ik dat Duitsers wat meer ‘naar mij toekwamen’. Weet je: Duitsers zijn heel fanatiek in het scoren van handtekeningen, of op petjes.”

De druk staat er op zondagmiddag vanaf de derde starplek, zo stelt Albers, ‘vol op’. Een swingende arena, veel oranje en luide aanmoedigingen. Albers wil vlammen, aan de verwachtingen van de fans en zijn werkgever voldoen. Hij slaagt met verve in die missie. “Ik was ook echt de snellere”, verklapt hij. “Scheider viel uit, maar ook al had hij de race uitgereden, dan nog hadden wij gewonnen. Het was een geweldige ervaring, zo’n weekend waarvan je denkt: wow. Of het goed voor mijn ego was? Ja, haha. Een beloning voor wat je elke dag doet, want als coureur ben je gewoon vijf dagen per week volle bak aan het trainen. Er staat veel druk op je, je moet altijd presteren. Zeker in een fabrieksteam als dat van Mercedes. Dat is niet altijd een pretje wanneer Bernd Schneider in de teambox naast je staat. Qua performance dan, hè, want hij was een hele aardige kerel. Maar soms werd je wel eens moedeloos hoe hard hij ging. Je moest je jezelf continu wakker slaan.”

‘DTM was de overtreffende trap’

Dankzij zijn successen in de DTM heeft Albers allengs meer nationale bekendheid vergaard. Jos Verstappen is net gestopt, de belangstelling voor Formule 1 in Nederland over zijn (eerste) hoogtepunt heen. Albers probeert in ‘s mans voetsporen te treden, zich als het volgende vaderlandse racegezicht te presenteren. De massale steun in Zandvoort in 2003 is betrekkelijk nieuw en onbekend voor hem. “Ik had in de Formule 3 met Van Amersfoort al eens vierde of zo op de grid gestaan. Ik werd destijds in eigen land gestraft, omdat ik volgens de wedstrijdleider een valse start had gemaakt terwijl dat niet het geval bleek. Maar goed, dat was eigenlijk de eerste keer dat ik een beetje ervaring had met het Nederlandse publiek. En de DTM was de overtreffende trap”, erkent Albers.

Hoe was je relatie met Nederlandse fans destijds? Je had toch het imago van een eigenwijs en arrogant kereltje.

“Er waren op dat moment niet zoveel Nederlandse coureurs die in serieuze klassen reden. Ik moest internationaal doorbreken, was meer gefocust op mijn werk dan op publiciteit. Ron Dennis (oud-teambaas McLaren) en Norbert Haug (Mercedes’ motorsportdirecteur) lazen geen Nederlandse kranten of magazines, hoor. Het was toen zonder sociale media allemaal veel minder heftig. Ik bedoel: als ik nu iets in een podcast of tegen jou zeg, wordt dat eruit gepikt en maakt een of andere website er een stukje van om te scoren. Het probleem van nu is dat er zoveel open bronnen zijn die de hele dag door itempjes moeten brengen. En dat gaat ten koste van de echt goeie verhalen. Maar goed, wat de relatie met de fans betreft: ik had het imago dat ik wat koud, afstandelijk was. Maar ik merkte dat als ik met fans samen was, ze heel positief waren en vertelden dat ik dan heel anders overkwam dan op tv.”

Lees ook: Op weg naar Zandvoort: Hoe Ecclestone een gratis Grand Prix aanbood

‘Dat is natuurlijk niet heel slim’

“Het interesseerde me toen alleen niet zoveel wat het publiek van me vond. Dat is natuurlijk niet altijd positief, of heel slim. Misschien heeft het nadelig gewerkt. Maar als ik op een vliegveld sta of in een vliegtuig zit zeggen mensen: je bent zo anders dan ik me had voorgesteld. Weet je, ik ben nu eenmaal zo geboren, kan er niets aan veranderen. Ik vind het ook niet zo erg, want ik ben graag op mijzelf. Dat vond ik ook moeilijk aan de Formule 1: je bent een bekende persoon. Hetzelfde heb ik nu bij Viaplay. Je kunt zeggen: dat hoort erbij, niet zeuren. Formule 1 en bekend zijn gaan met elkaar gepaard. Klopt helemaal. Maar dat wil niet zeggen dat ik dat wil, ervoor gekozen heb. Wanneer je voor Formule 1 of televisie kiest, komt het ‘bekend zijn’ er automatisch bij. Dat betekent niet dat ik het ook moet uitbaten.” Niks voor hem. “Ik hoef niet zichtbaar te blijven, elke avond bij talkshows aan te schuiven. Daar ben ik niet de persoon voor, ik heb het niet nodig en ik kick daar niet op.”

‘Dan heb je echt kippenvel’

Heb jij Circuit Zandvoort altijd als tweede thuishaven gezien?

Peinst: “Ik heb er eigenlijk niet zo vaak gereden: in de Formule Ford en een keertje Formule 3. Ik vond het wel een fijn circuit en kende het goed, maar het was niet zo dat ik er veel uren had liggen en de baan kon dromen. Het hoogteverschil, veel bochten en camber triggerden mij, daar ben ik fan van. Ik denk wel dat ik bij de DTM-races qua kennis van de baan een beetje voordeel had ten opzichte van de andere coureurs. Alleen kreeg ik de grootste boost door de fans: de kick die je daarvan krijgt is ongelofelijk.”

Albers maakt zich klaar voort de DTM Race op Zandvoort in 2003. © Peter van Egmond

Wat Max Verstappen hier de afgelopen jaren beleefde, maakte jij in 2003 mee.

“Ja, maar bij Max was het wel met factor twee of drie, haha. Nederlanders zijn echte racefans. Ze houden, denk ik, ook wel van een feestje en een Nederlandse held. Als je daar dan als coureur rondrijdt, heb je echt kippenvel hoor. Ook in 2004. Je ziet al die mensen staan, ze juichen voor je en moedigen je aan: echt, het is iets aparts. Zelfs als je heel gefocust bent, zie je in de auto nog steeds mensen vanaf de tribunes zwaaien. Wat mij toentertijd opviel, was de remzone voor de Tarzanbocht. Daar stonden nog geen tribunes, iedereen zat in de duinen. Maar het leek alsof er wél een tribune was, die helemaal naar de Tarzanbocht doorliep. Mooie tijd, hoor.”

Is Zandvoort in jouw optiek echt uniek?

“Het was toen het enige circuit in Nederland waar we internationale races hebben. Wat Zandvoort wel uniek maakt, is de ligging: aan zee, aan het strand. Weet je, wij Nederlanders zijn nuchter en vinden dat niet zo bijzonder. ‘Ouwe meuk’, hoor je dan. Maar Duitsers en andere buitenlanders vinden het geweldig: een circuit direct aan zee… Vind ik hier ook het mooiste: dat shot van bovenaf, waarop je de zee ziet met dat grote brede strand. Die factoren bij elkaar maken Zandvoort heel bijzonder.”

‘Die F1-auto ging zo schofterig hard’

Je had vast ook graag een Nederlandse GP willen rijden.

“In, volgens mij, 2005 heb ik nog een demo op Zandvoort gedaan met de Minardi. Dat was gigantisch, op het oude circuit en ging helemaal nergens over. Die F1-auto ging zo schofterig hard, echt mooi. Ik was non-stop aan het vechten met die auto, je had op het circuit geen moment ergens wat rust. Dat was mijn Formule 1-momentje op Zandvoort. Maar wel gaaf.”

Een van de leukste rondjes achteraf gezien die je in een Formule 1-auto hebt gereden?

“Ja, want er stond geen enkele druk op. Voor zo’n demo kom je al heel anders op het circuit aan, hè. Totaal relaxt. Eigenlijk is het zoiets als een leuk stapweekendje met vrienden, een uitje. En dan is het ritje met zo’n Formule 1-auto voor al die racefans op de tribunes de slagroom op de taart.”

Kijk je voldaan terug op de raceloopbaan?

“Het was mijn droom Formule 1 te rijden, daarom ben ik ooit met racen begonnen. Dat is gelukt. Ik heb daarvoor een hele stabiele omgeving bij Mercedes opgegeven, risico genomen. Spijt heb ik daar niet van, het heeft me tot de dag van vandaag heel veel gebracht. Ik heb niet het geluk gehad na Minardi, zoals Fernando Alonso en Mark Webber, door te groeien naar een beter team. Soms heb je dat dingen stagneren. Maar natuurlijk denk je achteraf: ik had het misschien beter kunnen doen.”

Dit interview verscheen in de Dutch GP Special van 2022.


Nu in de winkel en digitaal te bestellen (met gratis bezorging in Nederland): ons dubbeldikke zomerpakket met reguliere editie & de Dutch GP Special! Met tussenrapport Tom Coronel, interview Max Verstappen en hoe koning Willem-Alexander in het geheim leerde racen!