Begin november was de Grand Prix van São Paulo de laatste reportage van Formule 1-fotograaf Peter van Egmond. Onbewust voorzag Max Verstappen met zijn historische masterclass in de regen (van P17 naar P1) de lange, rijke carrière van Peter van een prachtig en passend slotakkoord. Donderdag overleed Peter aan de gevolgen van de slopende ziekte die we allemaal zo hartgrondig vervloeken. Hij werd slechts 68 jaar.

Peter was dé Formule 1-fotograaf van Nederland en sinds het eerste nummer in 1994 verbonden aan FORMULE 1 Magazine. Geliefd bij allen in de paddock om zijn innemende persoonlijkheid, loyaliteit en grenzeloze gevoel voor humor, gerespecteerd bij coureurs en collega’s vanwege zijn vakmanschap.

Van Spa, Silverstone en Sotsji tot Suzuka, Shanghai en Melbourne. Overal ter wereld kwamen we elkaar in de achterliggende jaren tegen. Geregeld reisden we samen of zochten we elkaar op om ’s avonds na een dag hard werken nog even ergens wat te eten. Nooit werd het daarbij echt laat, want voor dag en dauw moest hij de volgende ochtend weer op. Alles voor de foto!

Brazilië was de laatste trip die ik met hem mocht beleven. Voor mij persoonlijk was het er één die me lang zal bijblijven. Dit keer zat Peter niet in hetzelfde hotel of in de buurt, zoals de jaren ervoor in Sao Paulo, maar in het officiële hotel van Red Bull Racing. Sinds enkele jaren was het team van Max Verstappen een belangrijke opdrachtgever voor Peter. Red Bull had er in Brazilië voor gekozen hem enigszins ‘te embedden’ in het team, met name om hem in de gaten te kunnen houden vanwege zijn kwetsbare gezondheid.

Prednison hield Peter op de been

Want kwetsbaar was hij. Peter wilde – na een lange afwezigheid in de paddock – graag naar Brazilië, hoewel de artsen het volgens hem niet echt een geweldig idee vonden. Hij hield vol, in de overtuiging dat de trip hem meer energie zou geven dan zou kosten. En dat was zeker het geval. Hij genoot. Van de sfeer in de paddock, het contact met de teams en de collega’s en van het fotograferen. Vermoeid was hij wel, maar de prednison hield hem op de been. Een wondermiddel, noemde hij het sarcastisch. “Ik voel me verrassend goed”, zei hij bijna iedere keer als ik hem eventjes sprak. Vluchtig was het steeds. Hij druk, ik druk, zo gaan die dingen.

(Tekst gaat verder onder de foto)

Peter van Egmond

Peter van Egmond en Max Verstappen in één beeld gevangen (Motorsport Images)

Op de zondag na de sensationele triomf van Max Verstappen hadden we afgesproken om samen naar het vliegveld te reizen. Allebei zaten we op de late avondvlucht met KLM naar Amsterdam.

De vlucht halen in São Paulo is vaak een verhaal op zich. Het jaar ervoor had ik eieren voor mijn geld gekozen, vooraf een taxi geregeld en meteen na de race erin gedoken. Ik was op tijd. Peter had destijds een strakkere planning. Hij moest eerst nog foto’s doorsturen, zijn apparatuur afgeven voor verscheping naar de volgende race en zijn huurauto inleveren. Ook hij haalde de vlucht, op de valreep. Ik zie hem nog aan boord komen, bezweet, maar met een brede glimlach. De deuren sloten zich meteen achter hem. In plaats van naar zijn eigen stoel te gaan, zocht hij me eerst nog even triomfantelijk op. Het was hem toch gelukt, against all odds. ‘Meneer, wilt u alstublieft naar uw plaats gaan? Dan kunnen we namelijk vertrekken”, maakte een vriendelijke stewardess een abrupt einde aan het gezellige praatje dat volgde.

Afgelopen jaar hadden we een uurtje extra speling en reisden we dus – als vanouds in São Paulo – samen naar het vliegveld. Een half uur na de race zouden we vanaf het circuit vertrekken, zo was de afspraak. Ik stond klaar bij de uitgang van het perscentrum, Peter niet. Na het doorsturen van de laatste foto’s, was de tijd gekomen om afscheid te nemen. Van de vele bevriende collega-fotografen en de vrijwilligers van het circuit, van wie hij enkelen al jaren kende.

Innige omhelzingen

Ik aanschouwde het tafereel van een klein afstandje en vergat – net als Peter – de tijd. Ik zag de stille emotie bij Peter en in veel gevallen de tranen in de ogen bij zijn collega’s en vrienden. Het waren innige omhelzingen, die langer duurden dan normaal. Niemand sprak het hardop uit, maar in ieders achterhoofd speelde de gedachte dat het weleens een laatste vaarwel zou kunnen zijn.

In de autorit van anderhalf uur naar de verhuurlocatie bij het vliegveld hadden Peter en ik alle tijd voor een goed gesprek. Het werd een nostalgische rit, waarin we gedeelde herinneringen ophaalden en waarin hij geweldige anekdotes vertelde. Zoals over die keer dat hij thuis in Veenendaal driftend zijn straat inreed en per ongeluk tegen een tegemoetkomende politieauto botste. Foutje, bedankt. Peter kon verhalen zó vertellen – met zijn typerende droge humor vol zelfspot – dat iedereen die het hoorde moest lachen. Ik ook. Maar dit keer was het een lach met een traan.

Ook spraken we over zijn ziekte en de toekomst die voor hem zo ongewis was. Van opgeven wilde hij niet weten. Sterker, heel voorzichtig dacht hij toch al na over volgend F1-seizoen. De trip naar Brazilië had hem nieuwe kracht en hoop gegeven.

Het mocht niet zo zijn. ‘Tja, wat kan ik nog zeggen? Niemand kan er echt iets aan doen’, luidde zijn laatste appje aan mij.

Rust zacht, lieve Peter.