In Kaapstad is donderdag Formule 1-legende Eddie Jordan overleden. Met lef, doorzettingsvermogen en een enorme overlevingsdrang zette de Ier ooit zijn eigen succesvolle Formule 1-team op poten. Een portret van een kleurrijke en flamboyante doorzetter.
‘Hoe word je het snelst miljonair? Door als miljardair een Formule 1-team te beginnen.’
Het is een bekende grap, ooit geïntroduceerd door Eddie Jordan. Als hij begin jaren negentig op het punt staat een Formule 1-team te beginnen, overdenkt hij de risico’s die hij loopt. Hij heeft 6,5 miljoen euro op de bank, is gelukkig getrouwd met Marie en vader van vier kinderen. Als teameigenaar is hij succesvol in de Formule 3000, bovendien verdient hij wat bij met het managen van een aantal coureurs. Moet hij dat allemaal wel opgeven voor een onzeker avontuur in de Formule 1? Hij heeft nu toch een ook mooi leventje.
Maar dat is niet genoeg voor Jordan. De Ier speelt niet graag op zeker en zoekt altijd nieuwe uitdagingen. Al vanaf het begin van zijn loopbaan staat hij bekend als gewiekste handelaar. Naast zijn reguliere baan (bij de Bank of Ireland), verkoopt hij tweedehands auto’s, gerookte zalm en tapijt – alles om maar te kunnen racen. Eerst als coureur: via de karts, Formula Ford en het Iers Formula Atlantic kampioenschap belandt Jordan in het Brits Formule 3-kampioenschap. Met tegenstanders als Andrea de Cesaris en Nigel Mansell realiseert Jordan zich dat hij nooit een topcoureur zal worden. Het besef groeit dat Eddie Jordan Racing – het Formule 3-team dat hij in 1980 voor zichzelf oprichtte, niet langer zijn privé-speeltje kan blijven – hij laat het racen voortaan over aan meer getalenteerde coureurs.
Geldgebrek als rode draad
Geld heeft Jordan op dat moment niet en ook later zal geldgebrek een rode draad door zijn activiteiten zijn. Zijn financiële nood is in de beginperiode zelfs zo groot, dat hij auto-onderdelen van andere teams uit de vuilnisbak vist om voor zijn eigen auto’s te gebruiken. Desondanks – of misschien juist daardoor – besluit Jordan zijn geluk in het Europees Formule 3-kampioenschap te zoeken. Door betalende coureurs te contracteren, weet hij het uit te zingen en langzaamaan zelfs wat geld te verdienen. Eén van de eersten om het avontuur met Jordan aan te gaan was Nederlander Michael Bleekemolen. Hij zorgt op Zolder bovendien voor het eerste podium voor het team.
Hoewel Jordan het vooral van de betalende coureurs moet hebben, houdt hij ook zijn ogen open als talentscout. Johnny Herbert, Martin Brundle, Jean Alesi, Eddie Irvine, Michael Schumacher, Heinz-Harald Frentzen: ze hebben allemaal in een fase in hun carrière voor Jordan gereden. In 1983 richt Jordan EJM op (Eddie Jordan Management) op. ,,Als ik de beste coureurs wilde, moest ik in eerste instantie zelf in ze investeren om later, als ze uit zouden groeien in de topcoureurs die ik voor ogen had, mijn geld terug te verdienen.” Typisch Jordan, die in alles een manier ziet om geld te verdienen.
(Verhaal gaat verder onder de foto)

Het verklaart ook dat hij, nadat hij in 1989 Formule 3000–kampioen is geworden, overweegt de overstap te maken naar de Formule 1. ,,Die gedachte heeft eigenlijk altijd in mijn achterhoofd gespeeld. Een Jordan die deelneemt aan de Formule 1 is een droom die uitkomt. Maar het is zo’n enorme stap. Een auto kopen bij Ralt of Reynard is één ding. Maar om daadwerkelijk op eigen houtje een auto te ontwerpen om het vervolgens op te nemen tegen teams als Ferrari en McLaren, is niet iets om al te licht over te denken.”
Jordan werkt volgens de filosofie om pas naar een volgende serie over te stappen als de titel is gewonnen. Jordan heeft op dat moment meer races in de Formule 3 en Formule 3000 gewonnen dan alle andere Britse teams, dus is het een logische vraag die hij zich stelt: wat nu? Verder gaan op het geijkte pad en goed geld verdienen. Of risico’s nemen en niet alleen die 6,5 miljoen euro op het spel zetten maar ook zijn reputatie en die van de sponsors en eindigen met een enorme schuld. Met het opzetten van zijn eigen Formule 3-team heeft hij echter veel geleerd over de risico’s die bij zo’n onderneming komen kijken. Jean Alesi geeft hem vervolgens het laatste duwtje in de rug. Alesi informeert Jordan regelmatig over het reilen en zeilen bij Tyrrel en concludeert: ,,Er is niks speciaals aan dat jij niet kunt!”
‘Als het niet lukt, lukt het niet’
Het laatste zetje om de stap te zetten krijgt de ondernemende Ier van zijn vrouw Marie. Zij weet dat hij nooit écht gelukkig wordt als je hij het niet zou proberen. ,,Als het niet lukt, dan lukt het niet. We zijn ooit begonnen met niets en als we daarmee eindigen, redden we ons ook wel,” zegt ze tegen haar man. De keuze is gemaakt: Formule 1, here we come! Als vangnet houdt Jordan zijn Formule 3000-team aan, om zijn eigen toekomst en die van zijn personeel te waarborgen. Hij staat immers voor de grootste uitdaging in zijn leven: hoe maak ik in hemelsnaam een auto en wie gaat die ontwerpen?
In augustus 1990 wordt de teamnaam veranderd van Eddie Jordan Racing naar Jordan Grand Prix, tekent Jordan een deal met Cosworth en Goodyear en kan het echte werk beginnen. Goed beschouwd is het gekkenwerk wat Jordan en zijn kompanen doen; designer Gary Anderson en zijn team moeten niet alleen de Formule 1-wagen ontwerpen, bouwen en testen, ze zijn ook nog eens verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van het Formule 3000-team. Het is bovendien moeilijk voor te stellen dat bij het ontwerp van de Formule 1-auto geen computers worden gebruikt; de hele auto wordt met de hand getekend.
Als de auto klaar is en de eerste shakedown achter de rug is, breekt het moment aan om het team aan het grote publiek voor te stellen. Slechts 29 journalisten nemen de moeite om naar de werkplaats in Silverstone te komen, om – gezeten op plastic stoeltjes – getuige te zijn van de onthulling van de Jordan-Ford 191. De pers is onder de indruk, maar de scepsis blijft: waarom toch al die moeite als de kans op mislukken zo groot is?
(Verhaal gaat verder onder de foto)

Juist die kritiek zorgt ervoor dat Jordan nog gedrevener wordt om zich te bewijzen. Met resultaat. Hij haalt 7UP, Fuji en Ierland binnen als sponsors en strikt Andrea de Cesaris en Betrand Gachot als coureurs. Het eerste seizoen is vooral een gevecht om te overleven. Niet alleen budgettair, ook op de baan. Er zijn 34 coureurs en slechts 26 startplaatsen. Dat betekent dat er voorkwalificaties worden gehouden. Teams die deze kwalificatie niet doorkomen, kunnen meteen vertrekken.
Nachtmerrie voor elke teambaas
Een nachtmerrie voor elke teambaas, zeker als er sponsors te gast zijn. Jordan heeft er voor de eerste race in Phoenix slapeloze nachten van. Door een versnellingsbakprobleem lukt het De Cesaris niet om te kwalificeren, maar Gachot haalt de grid. Jordan is dolblij, een afgang is hem bespaard gebleven. Dat de auto ook nog een competitief blijkt, had hij vooraf niet durven hopen. Gachot ligt achtste als zijn motor zes ronden voor het eind de geest geeft. Jammer, maar Jordan heeft een fraai visitekaartje afgegeven.
Na tien races staat het team zesde in het kampioenschap; het seizoen loopt gesmeerd. Tot Jordan geconfronteerd wordt met het feit dat Gachot de gevangenis in moet. De Luxemburger had in februari dat jaar in Londen ruzie gekregen met een taxichauffeur; in de hitte van de strijd sopuit Gachot traangas in het gezicht van de man. Hij had er nooit met een woord over gerept tot er een gevangenisstraf tegen hem werd geëist. Opeens moet het team met spoed op zoek naar een vervangende coureur. Jordan herinnert zich een gesprek met een afgevaardigde van Mercedes, die lyrisch was over ene Michael Schumacher.
Jordan heeft Schumacher wel eens zien racen, maar was niet echt onder de indruk. ,,Je zag wel dat hij goed was, maar hij had niks exceptioneels. Nood breekt wet, en dus maakt Jordan een telefonische deal met Wili Weber, de manager van de Duitse coureur. Op Spa-Francorschamps, een circuit waar de Duitser nog niet eerder op geracet heeft, kwalificeert Schumacher zich als zevende. Dat hij tijdens de race door een koppelingsprobleem niet verder komt dan de eerste bocht, is slechts een detail: een ster is geboren.
Ondertekening
Een week later staat de ondertekening van een officieel contract op de agenda, maar Mercedes en Schumacher en zijn vertegenwoordigers stellen zulke absurde eisen dat Jordan een avond bedenktijd vraagt om met een tegenvoorstel te kunnen komen. De volgende morgen om 10.00 uur ontvant Jordan een fax: ‘Dear Eddie, I’m very sorry but I am not going to be able to drive for your team. Best regards, Michael.’ Door tussenkomst van Bernie Ecclestone heeft Schumacher voor Benetton getekend.
Een wijze les voor Jordan, die steeds beter de handel en wandel van Bernie Ecclestone begint door te krijgen. ,,Ik had weinig geld en Bernie had me een paar keer geholpen, maar dat betekende ook dat je het maar moest slikken als zijn werkwijze in jouw nadeel werkte.” Ron Dennis had Jordan begin dat jaar verwelkomd met de woorden: ‘Welcome to the Piranhaclub’; nu begreep de teambaas pas wat ermee werd bedoeld.
Jordan eindigt zijn eerste seizoen eindigde als vijfde in het constructeurskampioenschap met 13 punten. Een ongekende prestatie voor een team dat haar debuut maakt in de Formule 1. maar Eddie Jordan is verre van tevreden. De financiële situatie van zijn renstal is zo slecht dat het niet veel scheelt of het team moet na een seizoen worden opgedoekt. Het volgende jaar, 1992, is er een om snel te vergeten. Jordan scoort één punt en komt niet verder dan de elfde plaats in het kampioenschap. Het is het slechtste seizoen in de geschiedenis van Jordan, maar het team heeft het in ieder geval overleefd.
(Verhaal gaat verder onder de foto)

Voor 1993 contracteert Eddie Jordan Rubens Barrichello. Daarnaast laat hij zijn oog vallen op een andere Braziliaan: Ayrton Senna. Jordan trekt de aandacht van de drievoudig wereldkampioen met een interessant voorstel. Jordan biedt Senna vor een tweejarig contract 25 procent van het team aan. Dat aandeel moet oplopen tot 49 procent aan het eind van het tweede jaar. Jordans gedachte erachter is dat het team door de komst van Senna zoveel in waarde zal stijgen, dat zijn aandeel van 51 procent in het team, meer waard wordt dan de originele honderd. Senna is geïnteresseerd, diverse keren wordt er in het geheim onderhandeld, maar uiteindelijk kiest de Braziliaan voor zekerheid en blijft hij bij McLaren. De manier waarop hij Senna probeerde te strikken, geeft de denkwijze van Eddie Jordan goed weer: creatief en nooit bang om buiten de gebaande paden te treden.
Met het team gaat het elk seizoen beter. De relaxte rock’n roll-sfeer, de opmerkelijke bestickering van de auto’s (met de beroemde slang en horzel) en uitdagende pitspoezen groeit Jordan uit tot een stabiele middenvelder. Het team pikt geregeld een podium mee en wint in 1998 zijn eerste race als Damon Hill op een kletsnat Spa het hoofd koel houdt. Het is een voorbode voor 1999, dat de boeken ingaat als het beste seizoen in het bestaan van Jordan. Voor het zover is slaat de twijfel echter toe. Eddie is net vijftig geworden, voor honderd procent eigenaar van het team en dus verantwoordelijk voor alle schulden en leningen. Hij realiseert zich dat er maar iets mis hoeft te gaan en hij of – in het geval dat hem iets zou overkomen – zijn familie zal onder een enorme schuldenlast gebukt gaan. ,,Ik vroeg me af of ik compleet gek was geworden.” Uiteindelijk verkoopt Jordan 45 procent van de aandelen aan investeringsbank Warburg Princus en keert de rust terug.
De Jordan 199
De Jordan 199 is de eerste auto van de hand van de nieuwe technisch directeur Mike Gasgoyne, hoewel het in feite een doorontwikkeling is van de auto die door diens voorganger Gary Anderson werd getekend. Het team heeft een aantal topkrachten in dienst zoals Mark Smith, Sam Michael en Dino Toso. Hun eerste grote succes komt in Magny-Cours. Opnieuw regent het pijpenstelen; door te gokken op een eenstopstrategie zetten ze de race naar hun hand en wint Heinz-Harald Frentzen. Met 26 punten staat Jordan opeens derde in het WK. In Monza wint Frentzen opnieuw en met nog maar drie races te gaan en slechts tien punten achterstand op WK-leiders Mika Hakkinen en Eddie Irvine is de Duitser opeens titelkandidaat. Hoewel de druk immens is, pakt Frentzen op de Nürburgring pole terwijl zijn concurrenten het laten afweten. Frentzens kans om een enorme slag te slaan lijkt groot als hij comfortabel aan de leiding gaat, maar gaat in rook op als de motor het na zijn laatste stop begeeft. Een domme fout: de anti-stall moet na elke stop handmatig worden uitgezet. Sam Michael herinnert de coureur daar na elke stop aan, behalve deze keer – Frentzen vergeet de handeling en de kans op een zege gaat in rook op – en daarmee de kans op de wereldtitel.
De teleurstelling is groot, maar het team zit niet bij de pakken neer. Voor seizoen 2000 is het doel om op zijn minst die derde plaats te evenaren. Jordan eindigt echter op de zesde plaats en dat wordt ervaren als een grote teleurstelling. Desondanks is het niet zo vreemd dat Jordan zakt in de pikorde; Sauber krijgt fabriekssteun van BMW en Jaguar van Ford, het rijden met klantenmotoren wordt steeds ongebruikelijker en is duidelijk in het nadeel van het team. Daar blijft het niet bij. Eind 2000 vertrekt Mike Gasscoyne naar Renault, waarbij hij 29 man personeel meeneemt. Zakenpartner Warburg Pincus heeft echter alle vertrouwen in een nieuwe opleving van Jordan en investeert flink. Het team groeit van 175 naar 250 man, waardoor Eddie Jordan de grip op zijn team verliest. Hij wordt gedwongen te delegeren en krijgt steeds meer het gevoel dat het niet langer ‘zijn’ team is. Daarnaast groeit de invloed van fabrikanten in de Formule 1 met de komst van Toyota en wordt de Formule 1 geraakt door de gevolgen van de aanslagen op 11 september.
Jordan heeft nauwelijks langetermijncontracten met sponsors waardoor geld een enorm probleem wordt. Voor aanvang van 2003 zit er voor Jordan niets anders op dan te snijden in zijn personeel: van de 265 werknemers worden er 65 ontslagen. In diezelfde periode dreigen de fabrikanten onder de vlag van de GPWC een onafhankelijk kampioenschap te starten. Fabrikanten zouden dan privéteams als Jordan steunen en motoren leveren. Dat de plannen serieus zijn blijkt wel uit het feit dat Mercedes een voorstel doet voor 2004. Jordan zou dan Jordan-Smart gaan heten en onderdak bieden aan Mercedes-testcoureur Gary Paffett. Het blijft bij wilde plannen, maar de gebeurtenissen tonen wel aan waar Jordans probleem zit: zonder fabriekssteun wordt het steeds moeilijker voor het team, niet alleen om succesvol te zijn, maar ook om te overleven.
Ecclestone als reddende engel
Partner Warburg Pincus verkoopt haar aandelenpakket aan Merrion Capital. Het verlies van zijn trouwe partner zorgt ervoor dat Jordan begint te denken over de verkoop van zijn team. Jordan is een achterhoedespeler geworden. ,,Ik heb mezelf gedwongen in de spiegel kijken en de vraag te stellen hoe de toekomst van het team eruit zag en of het nog mogelijk was te winnen”, zegt Jordan over die periode. Met het geldverkwistende Toyota als nieuwkomer, Honda dat BAR heeft overgenomen en BMW dat van plan is Sauber te kopen, weet Jordan dat de toekomst voor zijn team er somber uit ziet. Maar een team verkoop je niet zomaar. Natuurlijk is er interesse, maar er komen geen concrete plannen tot stand.
Tot Bernie Ecclestone belt en Jordan vraagt om naar zijn kantoor in het Londense Knightsbridge te komen. De grote Formule 1-baas wil het sympathieke team van Jordan vand de ondergang redden en stelt de teambaas voor aan de Canadese Rus Alex Shnaider. Drie dagen later is er een deal: Jordan wordt MF1 Racing
De deal bezorgt Eddie Jordan een mengeling van opluchting en trots. ,,Vanaf het begin van mijn autosportcarrière tot het eind ben ik altijd onafhankelijk gebleven. Dat was lang niet altijd eenvoudig. Maar als je dan beseft dat er tot op heden slechts vijf teams zijn geweest die de afgelopen twintig jaar meerdere races hebben gewonnen – waaronder Jordan – ben ik apetrots dat het me gelukt is. Helemaal omdat ik dat als een independent man heb gedaan.”
(Verhaal gaat verder onder de foto)

Na zijn carrière in de Formule 1 renteniert Eddie Jordan er lekker op los. Hij vertoeft veel op zijn jacht van 17 miljoen en investeert hier en daar in bedrijven en aandelen. In 2005 maakte hij ‘Eddie Jordans bad boy racers’, een tv-programma over probleemjongeren die hij op het rechte pad helpt door ze het racemonteursvak te leren. Ook was hij enige tijd voorzitter van de Rally van Ierland en enkele jaren F1-analist voor de BBC. De laatste jaren had hij onder andere een succesvolle podcast Formula for Succes, samen met David Coulthard.
Eind vorig jaar maakte Eddie Jordan bekend dat hij leed aan blaas- en prostaatkanker met uitzaaiingen naar zijn ruggengraat en bekken. Jordan overleed donderdag in Kaapstad in het bijzijn van zijn familie. Hij werd 76 jaar.
Lees hier alles over de Grand Prix van China
De nieuwste editie van FORMULE 1 MAGAZINE is uit! Bestel ‘m nu online, met gratis bezorging in heel Nederland.