Op 11 februari 1973 was het dan zover: de eerste officiële Formule 1-race van Brazilië. Op Interlagos, net als komend weekend. Toen deed een thuisrijder wat hij moest doen. De race winnen. Of dat nu gebeurt is maar de vraag. Emerson Fittipaldi liet in ieder geval zien hoe het hoort.
En vind je het gek. Hij was een aantal maanden eerder de eerste Braziliaanse Formule 1-wereldkampioen geworden en hij won in januari de eerste Grand Prix van het seizoen in Argentinië. Niet zo vreemd dus dat hij lekker in zijn vel zat. En als je dan ook nog in je eigen stad mag rijden heb je het helemaal goed voor elkaar. Kortom: in het weekend van 11 februari moet Fittipaldi een gelukkig mens zijn geweest. Bovendien had hij met Lotus getest op het circuit. Tussen de Argentijnse en Braziliaanse Grand Prix zat een gat van twee weken, dus tijd was er genoeg.
Dat hij de poleposition misliep deerde niet zo. Het was zijn nieuwbakken teamgenoot Ronnie Peterson namelijk die hem te snel af was. En niet Jacky Ickx. En zeker niet Jackie Stewart, wiens Tyrrell maar niet leek te passen bij het hobbelige circuit in Sao Paolo. Bovendien was het verschil tussen Peterson en Fittipaldi met 2:30.5 en 2:30.7 maar miniem.
Niet dat de auto’s op Interlagos zo langzaam gingen trouwens. De huidige coureurs rijden een rondje Interlagos twee keer zo snel, maar dat is ook niet zo vreemd omdat het circuit na 1977 flink werd ingekort. Vroeger was Interlagos bijna acht kilometer lang, nu zijn daar nog 4,3 kilometers van over.
Bij de start maakte Fittipaldi de twee tienden uit de kwalificatie meer dan goed. Hij pakte direct de eerste plaats en stond die niet meer af. Tot grote vreugde van het massaal toegestroomde thuispubliek. Dat nog euforischer werd toen het met brandweerslangen werd besproeid als bescherming tegen de tropische hitte.
En ook omdat die andere thuisrijder, Carlos Pace, naar wie het circuit tegenwoordig is vernoemd, ijzersterk begon aan de race. Na de eerste ronde reed hij namelijk tweede achter Fittipaldi, maar uiteindelijk moest hij opgeven met een kapotte ophanging. Ook Peterson haalde het einde van de race niet: dankzij een mankement aan een van zijn wielen crashte de Zweed uit de wedstrijd.
Fittipaldi stevende met zijn thuiszege hard af op zijn tweede titel op rij. Het liep echter compleet anders. Hij zou alleen de vierde race van het jaar, in Spanje, nog op zijn naam schrijven. In het kampioenschap werd hij tweede, achter Stewart. De Schot won zijn derde titel en hing daarna zijn helm aan de wilgen. De laatste race van het jaar op Watkins Glen startte hij niet vanwege het dodelijke ongeluk van zijn pupil François Cevert in de ochtendtraining op zaterdag.
En Fittipaldi? Die werd in 1974 opnieuw wereldkampioen. Het jaar daarop werd hij weer tweede, en daarna kwam er een einde aan de successen van de Braziliaan. Hij ging rijden voor het team van zijn broer, Wilson Fittipaldi, maar kon met de Copersucar nooit meer noemenswaardige resultaten boeken.
In de jaren tachtig zocht hij zijn heil in de Verenigde Staten, waar hij in 1989 kampioen werd in de IndyCar. Ook won hij twee keer de Indianapolis 500, in 1989 en 1993. Voor Rubens Barrichello, die maar niet wil stoppen, geeft dat misschien hoop. Hij kan altijd nog naar de Verenigde Staten gaan als hij volgend jaar niet meer aan de bak komt in de Formule 1. Misschien dat hij dit weekend dankzij de aanmoedigingen van zijn fans eindelijk weer eens wat punten kan pakken voor Williams?