Terwijl de twee Red Bull-coureurs met elkaar in de clinch liggen over teamorders en gemaakte afspraken, daar is Mercedes-coureur Nico Rosberg is er al overheen dat zijn teambaas Ross Brawn het hem niet toestond zijn teammakker Lewis Hamilton aan te vallen: “Ik begrijp de beslissing van het team.”

Rosberg was na de laatste pitstop sneller onderweg dan Hamilton, die benzine moest sparen. Rosberg zat zich op te vreten over het ’trage’ tempo van zijn teamgenoot en vroeg Mercedes om Hamilton te vragen aan de kant te gaan, maar daar wilde het team niet aan.

“Hamilton zou harder kunnen gaan dan dit, maar hij rijdt het tempo dat wij hem vragen hem te rijden”, deelde Brawn zijn coureur mee. Een volgend verzoek van Rosberg om Hamilton sneller te laten gaan, werd eveneens verworpen: “We hebben niemand voor of achter ons zitten en willen de race gewoon met beide auto’s op deze plaatsen uitrijden.”

Rosberg bleef vervolgens achter Hamilton hangen, maar waagde geen inhaalpoging meer, nadat hij dat eerder wel had geprobeerd. Het was echter duidelijk dat Rosberg zich tijdens de slotronden ergerde aan de teamorders, maar eenmaal uit de auto (en afgekoeld?) vertelt hij aan Autosport dat hij de beslissing van het team begrijpt: “Dit is een teamsport en ik respecteer de keuzes die het team maakt.”

“Het was een belangrijke dag voor het team en het is een geweldig resultaat voor ons om als derde en vierde te finishen”, weet Rosberg, die dus vierde werd. “Ik begrijp daarom ook goed dat ze me vroegen om mijn positie te behouden, want dat is gewoon heel logisch.”

“Ik weet bovendien dat het team dezelfde strategie zou aanhouden als de situatie andersom zou zijn”, zegt Rosberg, die ook de angel uit de uitspraak – “Ik hoop dat je dit niet vergeet” – haalt die hij tijdens zijn uitloopronde richting Brawn deed: “Het is niet zo dat ik vind dat het team me nu iets verschuldigd is”, legt hij uit.

“Ik rij voor Mercedes, en hoewel er altijd een deel van me is dat tot en met de laatste bocht om een positie wil strijden, begrijp ik wat dat betekent. En ik weet bovendien zeker dat ik in de toekomst nog vaak genoeg de kans zal krijgen om met mijn teamgenoot te vechten.”