Hij had vandaag 60 jaar moeten worden, Ayrton Senna. Vorig jaar maakte FORMULE 1 Magazine de Senna Special, meer dan 100 pagina’s met unieke Senna-verhalen. Rob Kamphues, columnist van FORMULE 1 en presentator van Ziggo’s F1-shows, bewondert Ayrton Senna van jongs af aan. Hij ging in Imola op zoek naar tastbare herinneringen aan zijn held. Een persoonlijk relaas.
Tekst en foto’s Rob Kamphues Een jaar geleden vroeg iemand mij of ik mee wil op bedevaart. Naar Imola, welteverstaan, om stil te staan bij het leven en de dood van een van de grootste autocoureurs aller tijden. Je weet over wie ik het heb: Ayrton Senna. Aangezien ik gek ben op Italiaanse auto’s, Italiaanse vrouwen en Italiaans eten, wil ik dat wel. De trip brengt ons als eerste bij het monument in het park aan de binnenkant van wat eens Tamburello was: de plek des onheils. Het gezelschap valt stil bij het zien van zo veel eerbetoon. Vlaggen, foto’s, tekeningen en bloemen, heel veel bloemen. Kennelijk zijn we niet de enigen die jaren later nog gefascineerd raken door de mythische figuur die Senna was: voor zijn tegenstanders en de regelgevers in de Formule 1 een bikkelharde tegenstander, voor zijn fans en arme mensen in Brazilië bijna een heilige. Een stukje verderop is er nog een monument, niet eens zo lang geleden gerestaureerd. Het is voor Gilles Villeneuve, in de jaren zeventig bijna net zo’n legende als Senna. Op Imola reed ook hij zijn laatste wedstrijd, waarin hij in een vete met teamgenoot Didier Pironi belandde, die slechts tot zijn dood twee weken later in de kwalificatie voor de Belgische Grand Prix in Zolder zou duren. Bij dit monument geen bloemen, vlaggen of wat voor eerbetoon dan ook. Roem is kennelijk toch vergankelijk. Het schijnt dat na de restauratie zoon Jacques Villeneuve een toespraak hield en niet verder kwam dan: “We moeten vooruitkijken, niet achterom.”Hotel Castello
Zonder veel moeite heb ik op internet kunnen achterhalen waar de grote Senna altijd verbleef tijdens het raceweekeinde in Imola. Hotel Castello blijkt een veel eenvoudiger onderkomen dan ik van een ster had verwacht. Een lange oprijlaan heeft het wel. “Daardoor bleven de fans een beetje op afstand. Ze kwamen nooit verder dan het hek, heel keurig”, vertelt de hoteleigenaar me, mevrouw Luisa Tosoni, die beviel in het weekeinde dat Roland Ratzenberger en Senna het leven lieten. “Daarom bewaar ik nog steeds heel dubbele herinneringen aan die dagen. Het was zowel het mooiste als het verschrikkelijkste weekeinde van mijn leven.”Ayrton wilde vooral rust. Dat respecteerden wij. Wij zijn een bescheiden hotelIn de hal een eenvoudige vitrine met helm – de zoveelste replica, vermoed ik – maar ook een paar rode Marlboro-schoenen en een shirtje uit de tijd dat Senna voor McLaren reed. “De vitrine hebben we pas een paar jaar geleden neergezet.” Het hele hotel ademt eenvoud, en dat terwijl zelfs in die tijd al mannen als Nigel Mansell hele verdiepingen in vijfsterrenhotels opeisten voor hun entourage. “Ayrton wilde vooral rust. Dat respecteerden wij. Wij zijn een bescheiden hotel.” Suite 200, het staat echt gestanst in de sleutel in mijn hand: ik heb de sleutel van de kamer waar Senna altijd verbleef en zijn laatste nacht doorbracht. Even overweeg ik hem mee naar huis te nemen, maar gêne wint het van mijn verzameldrift. De suite is nog eenvoudiger dan ik verwachtte. Een verdieping hoger zat Frank Williams, schijnt het. In suite 300, van hetzelfde laken een pak: twee eenvoudige kamers waar je bij Van der Valk 125 euro voor zou betalen, hooguit.
Trattoria Romagnola
De receptioniste tipt ons. Of er nog andere plekken in Castel San Pietro Terme zijn waar de grootmeester van Monaco altijd kwam? Jazeker, ze wijst de weg naar de eenvoudige trattoria van Paolo Liverani: Romagnola. Het bijzondere aan Italianen is dat ze weinig anders spreken en verstaan dan Italiaans en het leuke is dat de meeste Engelse, Duitse en Franse journalisten andere terreinen afgrazen voor hun verhalen. Paolo doet daarom zijn verhaal over de grote Senna alsof hij het voor het eerst vertelt: met passie, eerbied en vol vuur. Dronk hij weleens een glaasje wijn? “Mai.” Nooit, zegt Paolo beslist. Een eenvoudige doch voedzame maaltijd: een bord pasta met rode saus en wat olijven en plakjes Parmezaanse kaas. “Hij vroeg nooit iets extra’s, maar toen ik dit de eerste keer voor hem maakte, verzocht hij me de volgende keer verse pasta te gebruiken. Tot die tijd haalde ik gewoon pakken Barilla uit de supermarkt, sindsdien maak ik de pasta zelf.” Hij verontschuldigt zich bijna. Dikke slierten handgedraaide spaghetti: ik begrijp waarom Senna hier zo graag at. Als hoofdgerecht een maaltijdsalade: bladsla, tomaat, een gekookt eitje en plakken fricandeau. Als toetje altijd macedonia. “Vers fruit”, legt Paolo uit.Of hij altijd op dezelfde plek zat? Paolo leidt me naar een deur aan de andere kant van de gang. “Hij vroeg er nooit om, maar ik hield dit zaaltje altijd voor hem vrij, tenzij het gereserveerd was. Maar dan deed hij ook niet moeilijk en ging gewoon tussen de gasten in de grote zaal zitten.” Ieder ander zou in de week van een Grand Prix het zaaltje vrijhouden voor het geval Senna kwam. Of at hij er sporadisch? “Zeker niet”, reageert Paolo geschokt. “Hij kwam hier altijd: elke donderdag-, vrijdag- en zaterdagavond. Sempre.” Waarom hield hij het zaaltje dan niet vrij? “Dat wenste de heer Senna niet. Hij wilde net zo behandeld worden als ieder ander.” Het staat in schril contrast met de kanten van Senna die de autosportliefhebbers kennen. Die van de koele kikker, op het arrogante af, die tegenstanders desnoods van de baan reed om te winnen, overtuigd van zijn eigen gelijk en de goedkeuring van God voor al zijn daden. Kennelijk was Senna een nog complexere figuur dan ik dacht. Zoals ook zijn Senna Foundation zijn hele carrière buiten de schijnwerpers bleef. Het respect waarmee Paolo over hem praat is ontroerend. “Op een gegeven moment verzocht hij mij hem te tutoyeren, maar ik vond dat heel moeilijk.” Dat respect blijkt ook uit iets anders. Je kunt je bijna niet voorstellen dat een restaurant tegenwoordig geen profijt van zo’n beroemde klant zou trekken. Advertenties met ‘Hier at de grote Senna’, een Senna-menu, T-shirts en foto’s van de eigenaar met de coureur. Maar nee, niet een.Hij deed niet moeilijk en ging gewoon tussen de gasten in de grote zaal zitten
Senna op een wolk
Paolo rent tussen ons gesprek door van en naar de keuken. Na de koffie zoek ik hem op aan de bar. Ook hier nauwelijks spullen die aan zijn beroemde klant doen denken. Een petje en een ontroerende cartoon, waarop de grote Senna als een stripfiguurtje op een wolk zijn vrienden vaarwel zwaait. Ik herinner me de tekening nog als de dag van gisteren: groot stond hij afgedrukt in de Italiaanse Autosprint, het tijdschrift dat dagen later bij de sigarenboer lag voor negen gulden en dat ik spelde, soms letterlijk met een woordenboek in de hand, en waaraan ik nog steeds mijn basale kennis van de taal dank. Ineens schiet ik vol door de cartoon. Als een golf rolt de herinnering over me heen aan de dag, de dagen, weken, maanden dat mijn leven werd beheerst door die ene tragische gebeurtenis. Hoe het beeld van Eurosport op zwart ging toen twee weken erna Karl Wendlinger tijdens de vrije trainingen in Monaco bewusteloos uit zijn auto werd getild en weggedragen op een brancard, alles weer gefilmd vanuit een helikopter, en dagen in coma werd gehouden. Niet nog eentje, dacht ik. Hoe in Barcelona een noodchicane van bandenstapels werd gemaakt die zo mogelijk nog gevaarlijker was dan de oorspronkelijke lay-out. Dat alles schiet door me heen terwijl ik naar de cartoon staar en het beeld wazig wordt.“Nog een koffie, meneer?”, roept Paolo me terug in het heden. “Si, prego.” Ik vraag of de cartoon te koop is. “Nee, dat is mijn eigen herinnering aan die vreselijke dagen.” Dus toch belangrijk, dit eenvoudige relikwie, ook al hangt het naast de plattegrond met vluchtroutes in geval van brand. Of Senna ook de laatste avond bij hem aanschoof? “Sicuro.” Paolo lijkt opnieuw geëmotioneerd. “Hij arriveerde een uur later dan gewoonlijk, pas tegen negenen, omdat hij eerst nog naar het mortuarium was geweest om afscheid te nemen van Roland Ratzenberger. Dat wilde hij. Hij was totaal van slag. Hij en zijn vrienden, twee waren het er meen ik mij te herinneren, spraken de hele avond over de ongelukken en wat ze moesten doen. Ik heb hem zo veel mogelijk met rust gelaten.” En Senna’s ongeluk, hoe heeft Paolo dat beleefd? “We zagen het op tv gebeuren. We zagen de helikopter opstijgen en een minuut later hoorden we hem overvliegen op weg naar het ziekenhuis. Toen zijn we naar buiten gerend en hebben we gezwaaid.” Ineens begrijp ik waarom Senna hier zo graag kwam.Hij was later, omdat hij eerst afscheid had genomen van Roland Ratzenberger