Terugblik: Veelzijdige Monsieur X
Sutton Images
In de rubriek ‘Terugblik’ werpt Formule 1-redacteur Rob Wiedenhoff een blik op het verleden aan de hand van momentopnamen. Van bijzonder tot bizar, het zijn Robs meest memorabele herinneringen aan een sport die hij al vijfenvijftig jaar als verslaggever en liefhebber volgt.
Mister Le Mans, and much more is de veelzeggende ondertitel van het lijvige boek Jacky Ickx over de Belgische oud-coureur. Veelzijdig en arrogant, menen sommigen. Zeker van zichzelf is wellicht de betere kwalificering. Ik maakte Ickx gedurende decennia van dichtbij mee en enkele van mijn observaties heeft auteur Ed Heuvink in het boek opgenomen. Je kunt veel van hem zeggen, maar allround was hij. Een aardig voorbeeld is te noteren in de maand juli van het jaar 1966, waarin Ickx startte in races voor toerwagens, Formule 3, Formule 2 en CanAm-sportwagens. Hij was toen 21. Van de crossmotor naar de toerwagens, Formule 3, Formule 2, Formule 1 en beroemde sportwagens als de Ford GT40, de Porsches 936, 956 en 962 en Parijs-Dakar: overal excelleerde hij.
Zijn naam klonk mysterieus. Misschien zat er ooit nog een lettergreep voor, zodat je bijvoorbeeld uitkwam op Hendrickx. In onze professionele contacten was hij correct en behulpzaam. Als zoon van de vooraanstaande journalist, schrijver, amateurcoureur en rallyrijder Jacques Ickx wist hij hoe om te gaan met vertegenwoordigers van de pers. Persoonlijke ontmoetingen stonden altijd ver af van de gebruikelijke sfeer die coureurs creëren wanneer ze over hun carrière moeten praten. In tegenstelling tot Jackie Stewart, die zich inspande om circuits beter te beveiligen, bleef Jacky afzijdig. Hij volgde zijn eigen weg. Geen gezeur, geen geklaag, gewoon racen. Hoe dan ook, waar dan ook. Alsof hij de reïncarnatie was van een der onverschrokken helden uit het interbellum.
Met het atypische karakter van de Belg maakte ik al vroeg kennis toen ik hem na het seizoen 1967 opzocht. Op Monza reed hij in de Grote Prijs van Italië met een Cooper-Maserati zijn eerste F1-race, waarin hij zesde werd. De afspraak om hem in België te spreken werd keurig bevestigd via een brief, ondertekend met Jacques Ickx jr., die ik nog steeds bezit in mijn archief. Bij aankomst in zijn ouderlijk huis te Braine-l’Alleud (het Vlaamse Eigenbrakel klinkt meer als locatie uit een stripverhaal van Kuifje) wachtte ik op hem terwijl uit een bijgebouw klanken opwelden van een orgelconcert met de signatuur van Johann Sebastian Bach. Merkwaardig voor een 22-jarige coureur; je zou The Rolling Stones of The Beatles verwachten.
Ickx reed 116 Grote Prijzen, startte dertien keer vanaf poleposition, won acht races, maar de wereldtitel ging aan hem voorbij. Na zijn tweede plaats in 1969 met Brabham volgde in 1970 met Ferrari weer de positie van vice-kampioen. Kansen had hij zeker, vooral toen Jochen Rindt in september op Monza verongelukte. In de slotfase van het seizoen kreeg Ickx pech en passeerde de overledene niet. Tot zijn tevredenheid, want hij wilde niet op zo’n manier winnen. De titel ging postuum naar Rindt.
Na zijn afscheid van de motorische sporten stelde hij dat het hem speet dat hij tijdens zijn carrière niet uitgebreider dank had uitgesproken aan anderen die zijn succes mogelijk maakten, zoals teameigenaren, managers en monteurs. Ickx liet zich weinig meer zien bij evenementen. Hij keerde terug naar een oude liefde: Afrika. Sinds zijn eerste Dakar Rally was hij betoverd door het continent. Hij trouwde zijn derde vrouw, Khadja Nin, een zangeres uit Burundi, en woonde in Timboektoe.
Coureurs uit zijn tijd, zo merkte Heuvink, verschillen van mening over Ickx. Jackie Oliver vond hem lastig om mee te werken, egoïstisch. Jackie Stewart sprak van een gecompliceerd karakter, maar noemde hem een geweldig coureur. Van zijn Porsche-teamgenoten kwam lof. Brian Redman: “Het was een plezier om met hem te werken.” Derek Bell: “Het was prima samenwerken. Hij leerde mij teamspeler te zijn.” Jochen Mass vond hem zelfs erg aardig. “Maar men dacht dat hij verwaand was.” Mister Le Mans, met zes overwinningen waarvan de laatste in 1982, is hij niet meer sinds Tom Kristensen met negen zeges die eretitel overnam. Sic transit gloria mundi: wereldse roem vergaat, weet Ickx als geen ander. Hij kan er goed mee leven.
Door: Rob Wiedenhoff
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Formule 1 nr.8, 2015.
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Formule 1 nr.8, 2015.