Oke, Ferrari wil dus geen wereldkampioen meer worden. Dat weten we ook weer. Het bericht vanuit Maranello vorige week dat ze nog in hun titelkansen geloven was dus gewoon kletskoek. PR-gebazel om de aandacht te trekken, om de Italiaanse kranten vol te krijgen. Want als Ferrari werkelijk nog één flintertje geloof had gehad in een wereldtitel dan hadden ze Leclerc wel vóór Vettel laten finishen in Singapore.
Ik weet wel dat het eigenlijk niet meer haalbaar is. Lewis stond dik honderd punten voor met nog zeven races te gaan. Zeven vierde plaatsen zouden volstaan, dan mocht Leclerc alles winnen en overal de snelste ronde klokken. Dus ja, normaal en redelijk geredeneerd is het een gelopen koers. Maar dit is Formule 1, mensen. Daar bestaat normaal en redelijk niet. Zolang je mathematisch nog een kans hebt, blijf je er vol voor gaan. Voor de wereldtitel, want dát is het enige dat telt.
“Zolang je mathematisch nog een kans hebt, blijf je er vol voor gaan. Want de wereldtitel is het enige dat telt”
Denk aan vorig jaar op Monza, toen de tifosi overal langs het circuit scandeerden: “Pak de wereldtitel! Word wereldkampioen!” Wereldkampioen, de best van de wereld zijn, niet af en toe een raceje winnen maar echt boven de rest, boven de hele wereld uitsteken, daar smacht iedereen met een Ferrari-hart naar. Sterker nog: iedere Formule 1-fan voelt dat ook ergens in zijn onderbewuste: af en toe hoort het gewoon zo: Ferrari wereldkampioen.
Foto: Motorsport Images
Dus hoe onmogelijk ook, vol in de aanval! Alles op de eerste coureur. Alle focus op de man waarvan je denkt, waarvan je wéét dat hij die zo fel begeerde wereldtitel kan binnenhalen en dat is Charles Leclerc. Is er nog iemand die daar aan twijfelt? Bij Ferrari niet. Je ziet het aan alles, alleen al hoe ze de Ferrari met nummer 16 in de pits aanraken, koesteren. Dáár zie je het ware geloof. Er had dus gewoon een bevel vanaf de pitmuur moeten komen: Leclerc vóór Vettel. Sneu voor Vettel, natuurlijk. Maar alles voor de wereldtitel. Zo ging het in de tijden van Fangio en Lauda en Schumacher ook. Zo heeft Ferrari het altijd gedaan.
“Mattia Binotto is veel te aardig voor deze bende ratten”
Weet je wat het is, die Mattia Binotto, die is veel te aardig. Veel te sympathiek die man – ik zie het elke keer weer. Als hij zo’n nietszeggend interviewtje heeft gegeven op de grid, dan steekt hij na afloop altijd nog even beleefd zijn hand op om gedag te zeggen. Aandoenlijk, ontroerend zelfs. Maar tegelijk weet je: die man is veel te aardig voor deze bende ratten. Kijk naar Mercedes. Daar regeert Toto Wolff met ijzeren vuist. Daar komt ijskoud die boordradio: of Bottas maar even wat langzamer wil gaan rijden, zodat Lewis comfortabel kan invoegen. Zo hoort het. Als je wereldkampioen wilt worden kent iedereen zijn plaats. Pas als de buit echt binnen is, is het tijd voor cadeautjes.
Ik weet het, normaal gesproken en redelijk geredeneerd is het onmogelijk. Maar Lewis kan volgende week ook zomaar een been breken op een van zijn modeshows, en dan? Wat zou het dan toch stom zijn als Leclerc in Abu Dhabi zeven punten te kort komt.