Vincent Sondermeijer
15 september 2014
Stoffel Vandoorne hoopt voor volgend jaar stiekem op een kans als racecoureur in de Formule 1. Hij geniet van het rijden in Formule 1-auto’s, maar vindt tegelijkertijd dat het verschil met GP2-wagens niet heel groot is.
De Belg, lid van het talentenprogramma van McLaren, geeft een voorbeeld: “De remmen zijn aardig gelijkwaardig. Natuurlijk zijn ze in de Formule 1 wel wat krachtiger, maar ik had het verschil groter verwacht. Hij noemt daarnaast het stuur in zijn McLaren Formule 1-bolide. “In de GP2 doen we niet zo veel instellingen op het stuur, want die mogelijkheden zitten er niet op. In de Formule 1 heb je er wat meer, maar dat was geen probleem want dat had ik al geoefend in de simulator”, legt Vandoorne uit.
Zijn simulatoruren vormen sowieso een belangrijke bron van ervaring, meent de jongeling. “In de sim neem je alles al door. Wanneer je iets voor het eerst doet, dan moet je er natuurlijk altijd even in komen. Maar als je het een paar keer gedaan hebt wen je eraan.” Eenmaal achter het stuur van de McLaren had hij dus weinig aanpassingsproblemen.
Motortechnisch gezien doen de GP2-wagens niet veel onder voor de Formule 1-bolides. De 4-liter V8-motor in de opstapklasse produceert 612pk; ongeveer net zoveel als de 1,6-liter V6 turbo’s in de Formule 1. Het snelheidsverschil van 6 à 7 seconden per ronde wordt gemaakt door de 150pk die het ERS-systeem in de Formule 1-auto’s levert.
Vandoorne moet dus toch wel erkennen dat zijn eerste keer in de cockpit van een Formule 1 bijzonder was: “Het grootste verschil was simpelweg het vermogen. Formule 1-motoren hebben een werkelijk enorm koppel. Het was dus behoorlijk gaaf om in de auto te rijden.”