Japanse coureurs zijn in de Formule 1 veroordeeld tot een bijrol. Totdat Aguri Suzuki in 1990 tijdens zijn thuisrace derde wordt en daarmee de eerste Japanse coureur is die een podiumplaats haalt. “Het heeft mijn leven veranderd.”
Vrijwel niemand weet in 1990 wie Aguri Suzuki is. De tengere Japaner met flaporen en een ongelijkmatig gebit rijdt in dienst van het Franse Larrousse-team. Het is Suzuki’s tweede seizoen in de Formule 1. “Eigenlijk mijn eerste, want in 1989 keek ik alleen maar toe”, vertelt hij jaren later. Als regerend Japans Formule 3000-kampioen tekent Suzuki in 1989 een contract bij Zakspeed, een Duits team dat rijdt met Yamaha-motoren. Suzuki komt als bruidsschat met de Japanse motoren mee. De V8-motor is een onding: Suzuki’s teamgenoot Bernd Schneider kan zich er maar twee keer mee kwalificeren, Suzuki strandt in alle zestien races in de voorkwalificatie. Suzuki is dus een onbeschreven blad in de Formule 1, maar wel een met een paar sponsoren en die kunnen ze in 1990 bij Larrousse goed gebruiken. Hij wordt er gekoppeld aan het Franse talent Eric Bernard, een nieuwkomer in de Formule 1. Ook Larrouse moet aan de voorkwalificaties meedoen, bestemd voor de slechtst presterende teams van het jaar ervoor. Alleen de snelste vier van de negen deelnemende coureurs mogen door naar de echte kwalificaties. Al snel blijkt dat voor de Larrousse-coureurs geen hindernis, ze kwalificeren zich relatief eenvoudig voor de races. In Monaco scoort Bernard met de zesde plaats de eerste WK-punten, in Silverstone finisht hij als vierde. Suzuki wordt zesde na een pitstop voor een lekke band. In Jerez eindigt de Japanner opnieuw als zesde, terwijl Bernard in Hongarije beslag legt op het laatste WK-punt. UitzinnigDoor de onverwacht goede resultaten staat Suzuki tijdens de voorlaatste race, op zijn thuiscircuit Suzuka, volop in de belangstelling. Het wordt een veelbesproken race: bij de start ramt Ayrton Senna zijn titelrivaal Alain Prost van de baan, waardoor Senna wereldkampioen is. Maar de aandacht van de fans gaat uit naar hun held Suzuki. Die ligt vijfde als raceleider Mansell een pitstop maakt en bij het wegrijden zijn aandrijfas breekt. In de 36e ronde moet Riccardo Patrese vanaf de derde plaats een extra pitstop maken omdat zijn banden het niet volhouden. Het publiek is uitzinnig: Suzuki rijdt op de derde plaats, de beste klassering ooit voor een Japanse coureur. De volgorde zal niet meer veranderen: Suzuki slaagt erin Patrese achter zich te houden en eindigt als derde, achter winnaar Nelson Piquet en zijn gelegenheidsteamgenoot Roberto Moreno. “Het belangrijkste moment uit mijn carrière”, zegt Suzuki. “Veel beter dan het winnen van het Japans Formule 3000-kampioenschap!” Meteen stromen de aanbiedingen binnen. Suzuki kan tekenen bij Benetton en Brabham, maar heeft een tweejarige overeenkomst met Larrousse. Hij blijft zijn team loyaal, ondanks de slechte voortekenen: Larrousse raakt zijn Lamborghini-motoren kwijt en in 1991 rijden Suzuki en Bernard in het achterveld mee. Zijn kans om naar een beter team te gaan is verkeken. In 1992 en 1993 rijdt hij nog voor Footwork, en in 1995 voor Ligier. Het succes van Suzuki blijkt eenmalig: alleen in zijn laatste seizoen haalt hij nog een WK-puntje, maar op Suzuka heeft hij in de training zo’n zware crash dat hij ter plekke zijn afscheid aankondigt. Om in 2006 terug te keren als baas van zijn eigen Formule 1-team Super Aguri. Dat houdt al na twee en een half jaar op te bestaan. De herinnering aan die dag in 1990 blijft. “Mijn leven is veranderd door die podiumplaats. Japanse coureurs waren ooit echt succesvol, ik heb laten zien dat we goed genoeg kunnen zijn Formule 1. Hopelijk heb ik andere coureurs uit mijn land geïnspireerd om ook te proberen de top te halen. Ooit wordt er een Japanner wereldkampioen.”
Vrijdag
03:00 – 04:30 1e vrije training
07:00 – 08:30 2e vrije training
Zaterdag
05:00 – 06:00 3e vrije training
08:00 – 09:00 kwalificatie
Zondag
07:10 race