Weblog: de kunst van verveling
Henk Wagenaar Hummelinck
24 juni 2016
Voor de eerste keer sinds de Grand Prix van Duitsland 1985 (inderdaad: de eerste race op de ‘nieuwe’ Nürburgring) viel ik tijdens een Formule 1-race op de bank in slaap. Maar ik had een goed excuus: Le Mans! Die race heeft me de nodige nachtrust gekost! Nu was de Grand Prix ook niet de spannendste van het jaar, maar gelukkig zorgt Max Verstappen ervoor dat je bij de les blijft. Saaie race of niet, ineens vond ik het jammer dat hij maar 51 ronden duurde.
Natuurlijk viel het op, dat de heren F1-coureurs zich na de giga-puinhoop in de GP2 keurig netjes gedroegen. Dat illustreert, denk ik, één van de grootste verschillen met een GP2-coureur. Spijkerhard rijden kunnen ze allemaal, maar ondertussen blijven denken is andere koek. Een Formule 1-coureur moét dat kunnen – helemaal sinds hij niet meer door zijn engineers mag worden gesouffleerd. In mijn ogen een prima vondst, want je hebt het over de beste tweeëntwintig coureurs ter wereld. Misschien zou het helpen als ze die auto’s eens wat minder ingewikkeld zouden maken.
Inmiddels begint het erop te lijken dat iemand als Hamilton relatief veel last heeft van de complexiteit van de huidige bolides. Hamilton/Rosberg doet me steeds meer denken aan Senna/Prost in 1988-1989. Senna was ieders lieveling omdat hij domweg harder reed dan wie ook, maar ik heb zelf Prost altijd de betere coureur van de twee gevonden. Hij bleef onderweg namelijk zijn hersens gebruiken, en ging (mede daarom) veel netter met zijn auto om. Zijn pech was toen dat die kwaliteit hem niets opleverde omdat die McLarens niet kapot te krijgen waren. Bovendien had hij de pech dat destijds met schrapresultaten werd gewerkt. Dus was hersenloos rammen het parool – en dat kon Senna inderdaad beter. Het bewijs: in 1988 behaalde Prost elf WK-punten meer, maar Senna werd mooi wereldkampioen omdat hij zijn mindere resultaten kon wegstrepen. Fast-forward naar 2016. Als Rosberg slim is, kruipt hij vanaf nu in de huid van Prost. Qua snelheid en qua mind games zal hij allicht iets de mindere van Hamilton zijn, maar aan het eind van de rit tellen alleen de punten.
Wie had overigens van te voren gedacht dat de race in Baku zonder één safety-car zou verlopen? Een safety car werkt, virtueel of niet, per definitie competitievervalsend, maar afgelopen zondag heb ik – en vermoedelijk met mij velen – erom gesmeekt.
Wist je trouwens, dat safety-cars voor het eerst in NASCAR werd ingezet? Pace cars heten ze daar, uitgevonden door Bill France, destijds de Bernie van de NASCAR-racerij. Daar worden ze bij voorkeur gebruikt om zo veel mogelijk coureurs tot het eind toe in dezelfde ronde te houden – oftewel: om te voorkomen dat de race saai wordt. Sindsdien zijn NASCAR-races nooit meer saai. En zeg nu niet dat het competitiebedervend werkt, want aan het eind van het seizoen heeft iedere coureur er statistisch net zoveel mazzel als pech van gehad. Het verhaal gaat zelfs dat Bill France regelmatig een blikje cola liet vallen en vervolgens om een pace car riep. Misschien is dat iets voor de Formule 1? Bernie Ecclestone die standaard één keer per race (op een door hem te bepalen moment) een flesje Heineken uit zijn handen laat glippen?