In het Schumacher-tijdperk mocht er onbeperkt worden getest, en dat gebeurde ook. Toen had Ferrari geld genoeg om van een bepaalde nieuwe component volgens de trial-and-error-doctrine tien in detail verschillende modellen te vervaardigen en die vervolgens alle tien uitputtend op het circuit te testen. Als je zoiets doet, dan blijft er uiteindelijk altijd wel één model over dat aan de gestelde eisen voldoet. En die andere negen modellen? Die gaan daarna gewoon de prullenbak in. Als een fabriek volgens deze tactiek werkt, is het niet zo nodig dat de constructeur van tevoren een exact beeld heeft van wat hij moet maken. Hij hoeft bij wijze van spreken alleen te weten hoe de nieuwe component werkt. Daar is niks mis mee, vooropgesteld dat je op die manier te werk kán gaan.
Andere teams konden zich destijds – en kunnen nog steeds – een dergelijke werkwijze niet permitteren. Daarom hebben die al eerder geïnvesteerd in technologische middelen, waarmee ze componenten kunnen ontwerpen die min of meer direct (dus zonder trial-and-error) goed zijn. Minstens zo belangrijk is, dat de teams al enige tijd gedurende het seizoen niet of nauwelijk meer mogen testen. Dat is ongunstig voor Ferrari, maar dus gunstig voor alle andere teams. Erger nog: dát lijkt de voornaamste reden waarom Ferrari (toch het meest investerende team van allemaal) al weer jaren lang naast de hoofdprijzen grijpt.
Eveneens in het nadeel van Ferrari is het organieke verschil met de Engelse ‘garagisti’. Het is een relatief logge organisatie met lange ‘lijnen’. Zo deugt Ferrari’s windtunnel al anderhalf jaar niet (hoe is dat mogelijk bij een topteam …), en de aerodynamica van de auto’s dus ook niet. Reken maar dat een Engels team dit probleem binnen luttele maanden zou hebben opgelost. Ferrari niet. Het gevolg: niet alleen seizoen 2012 maar ook seizoen 2013 is inmiddels zo goed als zeker naar de gallemiezen.
Wat Ferrari nodig heeft is geen tweede topcoureur, maar een stel techneuten die exact weten waar ze mee bezig zijn – en naar wie ook intern wordt geluisterd. Niet voor niets waren techno-kanjers als John Barnard, Harvey Postlethwaite en Ross Brawn allemaal Engelsen. En niet voor niets probeert Ferrari al jarenlang om Adrian Newey van Red Bull los te weken. Dat zou immers dubbel voordeel hebben opgeleverd: ten eerste werkt Newey dan voor Ferrari en ten tweede werkt Newey dan niét meer voor Red Bull. Maar Newey werkt toevallig voor die ene man, die qua rijkdom tegen Ferrari op kan bieden. Dus is hij niet te koop. Pat Fry (ex-McLaren) was dat destijds wel. Lotus’ Technical Director James Allison ook, dus die ging begin augustus over. En deze week ging Ferrari er ook nog eens vandoor met Lotus’ Head of Aerodynamics, Dirk de Beer. Het armlastige maar uitstekend presterende Lotus wordt zo (zie Räikkönen) door Ferrari zo’n beetje ontmanteld, zo lijkt het.
Alonso krijgt er volgend jaar, in ruil voor een dienstwillige nummer twee, een collega-topcoureur bij. Deze wisseling van de wacht lijkt me een wanhoopsdaad van Ferrari, die de huidige situatie niet ten goede zal veranderen. Want ook al had Ferrari Vettel of Hamilton gestrikt, dan nog zal dat geen verschil maken voor hun titelkansen in 2014. Als Ferrari dan desondanks wereldkampioen wordt, dan zal dat niét in de eerste plaats te danken zijn aan die twee topcoureurs, maar aan het contingent onopvallend aanwezige Engelse techneuten. Dan hebben Pat Fry en James Allison kennelijk het zwalkende schip (zeg maar de mammoettanker) Ferrari weten te keren.