Het is inmiddels de derde keer dat Formule 1 China aan doet. Genoeg tijd om te wennen aan het circus van Bernie Ecclestone, denk je dan. Maar nog steeds lijken de Chinezen er niks van te begrijpen.


Natuurlijk is er de taalbarrière. Ik ken welgeteld vier woorden Chinees. Het lukt me om hallo, tot ziens, bedankt en mooi te zeggen. Genoeg om je mee te redden. Eten bestellen, afdingen op de zwarte markt: allemaal geen probleem. Maar een taxi regelen naar het circuit bleek vanochtend toch een heel ander verhaal.

Dit Grand Prix-weekend logeren we in het Holiday Inn Down Town. Prima hotel, waar het personeel redelijk goed Engels spreekt. Bij de draaideur staat een mannetje die taxi’s voor je regelt en de chauffeur gelijktijdig uitlegt waar je heen wilt. Vaak is het handig om van het hotel of restaurant waar je naar toe wilt een visitekaartje te hebben of in ieder geval het adres in Chinees schrift. Gewoon om misverstanden te voorkomen, want Engels spreken de taxichauffeurs niet. Maar, zo dachten wij, over het Formule 1-circuit kan toch geen twijfel bestaan? Een beetje onnozel, bleek later.

In plaats van de elevated highway (een snelweg op poten) op te draaien, rijdt onze chauffeur kris kras door de stad om te stoppen bij Shanghai Central. Een hotel. Nogal wat anders dan Shanghai Circuit. Na wat geschreeuw over en weer tussen de dienstdoende taxiregelaar (,,oh jullie willen de ‘match’ op het circuit zien”) en onze chauffeur, gaan we weer op pad. Na een half uur krijgt fotograaf Peter van Egmond argwaan. ,,Herken jij dit?”

Ik kijk op van mijn boek (Da Vinci Code). Het komt me inderdaad niet bekend voor. Feitelijk zouden we al in de buurt van het circuit moeten zijn. Het is normaal zo’n drie kwartier rijden. We besluiten het nog even af te wachten. Wat kan je anders, als je de taal niet spreekt. Na een uur worden we een beetje moedeloos. We hebben nog geen snelweg gezien. ,,Zou ze wel begrijpen waar we heen moeten?,” vraagt onze huisfotograaf zich vertwijfeld af. Een kwartier later omhelst hij me. Pure opluchting. De taxi is net het bordje: circuit 7,5 kilometer gepasseerd. Een half uur later daarentegen is er nog geen circuit te zien. Van Egmond verzucht: ,,Hoor ik nou Formule 1-auto’s of begin ik te hallucineren?”

Plotseling trapt onze chauffeur op de rem. Ze vraagt voorbijgangers de weg. Het circuit? Daar hebben ze nog nooit van gehoord. En dat terwijl we op slechts een paar kilometer afstand zitten. Het onbegrip op de achterbank groeit. In Shanghai hebben ze één van de grootste Louis Vuitton-winkels ter wereld. Naar verluidt loopt het daar storm en wil iedereen met een tasje van LV gezien worden. Meiden van mijn leeftijd (28) hebben drie baantjes, werken per week tachtig uur om zich zo’n tas te kunnen veroorloven. De Chinezen hebben in de omgeving van Chengdu zelfs een trein gebouwd op ondergrond dat in de winter uit ijs bestaat. In de overige periode wordt die ondergrond kunstmatig bevroren zodat het spoor niet in elkaar dondert. Gewoon twee voorbeelden om aan te geven dat die Chinezen wél degelijk weten waar ze mee bezig zijn.

Westers, maar tegelijkertijd wereldvreemd.