Maandag maakte Renault bekend dat het stopt met de productie van Formule 1-motoren. De Franse autogigant levert nu nog de V6-blokken van Alpine, maar wil zich vanaf 2026 focussen op het ontwikkelen van straatauto-technologie. Terwijl het personeel in Viry-Châtillon zich moet voorbereiden op deze transitie, blikken we terug op al het moois dat ooit uit deze Franse motorenfabriek is komen rollen.

LEES OOK: Officieel: Renault stopt met productie Formule 1-motoren, Alpine wordt klantenteam

Pioniers met drukvulling

In 1977 begint Renault het Formule 1-avontuur met de RS01, aangedreven door de allereerste turbo-motor in de geschiedenis van de koningsklasse. Het is duidelijk dat deze nieuwe technologie nog in de kinderschoenen staat. De RS01 krijgt de bijnaam ‘gele theepot’, omdat deze dikwijls uitviel met mechanische problemen, meestal gepaard met dikke rookpluimen (Getty Images)
In 1979 werpt de motor met drukvulling voor het eerst zijn vruchten af. Jean-Pierre Jabouille liet de atmosferische krachtbronnen van de concurrentie ver achter zich en won de Franse GP van 1979 in de Renault RS10. In de jaren tachtig zouden meer en meer fabrikanten de overstap naar turbo’s maken. Een kampioenschap voor de Franse constructeur bleef uit en in 1985 nam Renault afscheid van de sport (Motorsport Images)

Dominantie in de jaren negentig

In 1989 keerde Renault terug naar de Formule 1 met Williams. De Fransen leverden atmosferische V10-motoren voor de Britse renstal. Williams zou de blokken gebruiken om vier constructeurstitels en vijf coureurstitels te winnen. Onder andere Nigel Mansell (foto), Alain Prost en Damon Hill maakten dankbaar gebruik van de Renault-motoren (Motorsport Images)
Ook Michael Schumacher won zijn tweede wereldkampioenschap dankzij een V10 van Renault. In 1995 stopte het toenmalige Benetton de samenwerking met Ford en stapte het team over op de Franse motoren. De B195 bracht Schumacher zijn tweede kampioenschap en Benetton sleepte dankbaar haar allereerste constructeurstitel in de wacht. In 1997 neemt Renault opnieuw afscheid van de sport (Motorsport Images)

Hoogte- en dieptepunten

Renault keerde in 2001 terug als constructeur na de aankoop van het Benetton-team. Het team boekte enorme successen; Fernando Alonso (foto) werd twee keer kampioen in 2005 en 2006, terwijl Renault in diezelfde jaren ook de constructeurstitel veroverde. Na 2008 gingen de Fransen door een dieptepunt na het Crashgate-schandaal. Desondanks gingen ze door als fabrieksteam en motorleverancier (Motorsport Images)
Met de V8-motoren van Renault domineerde Red Bull de Formule 1 van 2010 tot 2013, met vier opeenvolgende coureurstitels voor Sebastian Vettel en vier constructeurstitels voor Red Bull. De Renault V8-motor was weliswaar minder krachtig dan sommige rivalen, maar stond bekend om zijn betrouwbaarheid en goede rijeigenschappen (Motorsport Images)

Moeizaam door het turbo-hybride tijdperk

De overstap naar hybride V6 turbomotoren bleek een uitdaging voor Renault. Vanaf 2014 worstelde het team met prestaties en betrouwbaarheid. Het leidde tot een gespannen relatie met klantenteam Red Bull, dat in 2018 overstapte naar de motoren van Honda. In 2016 keerde Renault zelf terug als fabrieksteam, maar echte successen bleven uit (Motorsport Images)
Alpine
Ook nadat Renault in 2021 werd omgedoopt tot Alpine, bleef het team worstelen met de competitiviteit. Buiten een enkele raceoverwinning voor Esteban Ocon kon Alpine zich niet meten met de grote topteams. Na een dramatische start aan het huidige seizoen, maakte Renault in september bekend dat het vanaf 2026 stopt met de productie van Formule 1-motoren (Motorsport Images)

NU in de winkel en ook digitaal te bestellen (met gratis bezorging in Nederland!): de nieuwste editie van FORMULE 1 Magazine